Niederländisch » Deutsch

ver·dra·gen <verdroeg, h. verdragen> [vərdraɣə(n)] VERB trans

ver·drin·gen2 <verdrong zich, h. zich verdrongen> [vərdrɪŋə(n)] VERB wk ww

verdringen zich verdringen (elkaar van de plaats dringen):

ver·de·dig·ster SUBST f

verdedigster weibliche Form von verdediger

Siehe auch: verdediger

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] SUBST m

3. verdediger (sport):

ver·draai·en <verdraaide, h. verdraaid> [vərdrajə(n)] VERB trans

1. verdraaien (draaiend verplaatsen):

4. verdraaien (anders voordoen):

ver·dro·ten VERB

verdroten 3. Pers Pl Imperf van verdrieten

Siehe auch: verdrieten

ver·drie·ten <verdroot, h. verdroten> [vərdritə(n)] VERB trans

ver·dro·gen <verdroogde, i. verdroogd> [vərdroɣə(n)] VERB intr

ver·drie·ten <verdroot, h. verdroten> [vərdritə(n)] VERB trans

ver·drin·ken1 <verdronk, i. verdronken> [vərdrɪŋkə(n)] VERB intr

1. verdrinken (in het water omkomen):

2. verdrinken übtr:

ver·drin·ging <verdringing|en> [vərdrɪŋɪŋ] SUBST f ook psych.

ver·draag·lijk [vərdraxlək] ADJ

ver·draag·zaam <verdraagzame, verdraagzamer, verdraagzaamst> [vərdraxsam] ADJ

ver·draaid3 [vərdrajt] INTERJ

ver·draai·ing <verdraaiing|en> [vərdrajɪŋ] SUBST f

1. verdraaiing (verkeerde uitleg):

2. verdraaiing (gewrichten):

ver·droot VERB

verdroot 3. Pers Sg Imperf van verdrieten

Siehe auch: verdrieten

ver·drie·ten <verdroot, h. verdroten> [vərdritə(n)] VERB trans

ver·drij·ven <verdreef, h. verdreven> [vərdrɛivə(n)] VERB trans

1. verdrijven (verjagen, doen verdwijnen):

2. verdrijven (doorbrengen):

ver·drie·tig <verdrietige, verdrietiger, verdrietigst> [vərdritəx] ADJ

1. verdrietig (verdriet hebbend, tonend):

2. verdrietig (verdriet veroorzakend):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski