Übersetzungen für „verlof“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·lof <ver|loven> [vərlɔf] SUBST nt

1. verlof:

verlof (toestemming)

Erlaubnis f

verlof (officieel)

Genehmigung f

iem verlof geven om te …

jdm erlauben, zu …

2. verlof (vergunning om niet te werken; verloftijd):

verlof

Urlaub m

betaald verlof

bezahlte(r) Urlaub m

met groot verlof gaan

≈ Reservist werden

met verlof gaan

in Urlaub gehen

onbepaald verlof

Urlaub auf unbestimmte Zeit

Beispielsätze für verlof

onbepaald verlof

Urlaub auf unbestimmte Zeit

betaald verlof

bezahlte(r) Urlaub m

om gezondheidsredenen verlof aanvragen

sich aus gesundheitlichen Gründen beurlauben lassen

met groot verlof gaan

≈ Reservist werden

iem met verlof zenden

jdn beurlauben

het educatief verlof

der Bildungsurlaub

met verlof gaan

in Urlaub gehen

iem verlof geven om te …

jdm erlauben, zu …

het verlof bedraagt ten hoogste veertien dagen

der Urlaub beträgt höchstens vierzehn Tage