Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „υπολειμματικός“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

ver·tel·ling: Nomen
op·tel·ling: Nomen
be·stel·ling: Nomen
op·stel·ling: Nomen
vast·stel·ling: Nomen
vrij·stel·ling: Nomen
vo·gel·tjes·dans: Nomen
stel·ling: Nomen
in·stel·ling: Nomen
leer·stel·ling: Nomen
pat·stel·ling: Nomen
aan·stel·ling: Nomen
vo·gel·vrij·ver·kla·ring: Nomen
vo·gel·pik: Nomen
vo·gel·kers: Nomen
vo·gel·pest: Nomen
vo·gel·huis: Nomen
vo·gel·kooi: Nomen
vo·gel·nest: Nomen
vo·gel·griep: Nomen

Meintest du vielleicht: vertelling , vrijstelling , vaststelling , opstelling , bestelling , optelling , vogeltjesdans , aanstelling , patstelling , leerstelling , instelling , stelling , vogelvrijverklaring , vogelvlucht , vogelgriep , vogelnest , vogelkooi , vogelhuis , vogelpest , vogelkers und vogelpik

ver·tel·ling <vertelling|en> [vərtɛlɪŋ] SUBST f

1. vertelling (verhaal):

2. vertelling (mondeling verslag):

3. vertelling (vergissing):

Fehler m beim Zählen

op·tel·ling <optelling|en> [ɔptɛlɪŋ] SUBST f

be·stel·ling <bestelling|en> [bəstɛlɪŋ] SUBST f

1. bestelling (het thuisbezorgen):

2. bestelling (order):

Auftrag m

een bestelling doen

eine Bestellung aufgeben

volgens bestelling

auftragsgemäß

3. bestelling (bestelde goederen):

op·stel·ling <opstelling|en> [ɔpstɛlɪŋ] SUBST f

1. opstelling (plaatsing):

2. opstelling (standpuntbepaling):

Haltung f

3. opstelling SPORT:

4. opstelling (geschrift):

vast·stel·ling <vaststelling|en> [vɑ(st)stɛlɪŋ] SUBST f

1. vaststelling (afspraak, bepaling):

vaststelling

vaststelling

2. vaststelling (bepaling, besluit):

vaststelling

vaststelling

3. vaststelling (constatering):

vaststelling

vrij·stel·ling <vrijstelling|en> [vrɛistɛlɪŋ] SUBST f

vo·gel·tjes·dans <vogeltjesdans|en> SUBST m

vogeltjesdans

Ententanz m kein Pl

stel·ling <stelling|en> [stɛlɪŋ] SUBST f

1. stelling (het stellen van een vraag, probleem):

Fragestellung f

Problemstellung f

de stelling van het probleem is onjuist

die Problemstellung ist nicht richtig

2. stelling (wijze waarop iets, iem is geplaatst):

een gunstige stelling opbouwen SCHACH (dammen)

eine günstige Stellung aufbauen

zwaar geschut in stelling brengen übtr (dammen)

grobes [o. schweres] Geschütz auffahren

3. stelling mil.:

de stellingen betrekken

in Stellung gehen

een kanon in stelling brengen

eine Kanone auffahren

stelling nemen tegen übtr

Stellung nehmen gegen +Akk

4. stelling (steiger):

Gerüst nt

een stelling oprichten

ein Gerüst aufbauen

5. stelling (staand rek):

Gestell nt

Regal nt

de boeken staan op stellingen

die Bücher stehen in Regalen

6. stelling:

stelling (beginsel)

These f

stelling (allgemeen)

een gewaagde stelling

eine kühne These [o. Behauptung]

7. stelling wisk.:

Satz m

Theorem nt

een stelling bewijzen

einen Lehrsatz beweisen

de stelling van Pythagoras

der Satz des Pythagoras

8. stelling (promotie):

These f

9. stelling (getimmerte):

Lattengestell nt

Bock m

in·stel·ling <instelling|en> [ɪnstɛlɪŋ] SUBST f

1. instelling:

instelling (oprichting)

instelling (commissie)

instelling (prijs)

instelling (regeling, wet)

instelling (regeling, wet)

Durchführung f

2. instelling:

instelling (organisatie, instituut: openbaar)

instelling (organisatie, instituut: openbaar)

instelling (organisatie, instituut: gebouw met zich daarin bevindende instelling)

Anstalt f

instelling (organisatie, instituut: gebouw met zich daarin bevindende instelling)

Institut nt

financiële instellingen

Geldinstitute Pl

openbare instellingen

öffentliche Einrichtungen Pl

3. instelling:

instelling (mentaliteit)

een zakelijke instelling hebben (commercieel)

Geschäftssinn haben

een zakelijke instelling hebben (nuchter, objectief)

sachlich eingestellt sein

leer·stel·ling <leerstelling|en> [lerstɛlɪŋ] SUBST f

leerstelling

leerstelling

Satz m

pat·stel·ling <patstelling|en> [pɑtstɛlɪŋ] SUBST f ook übtr

patstelling

Patt nt

aan·stel·ling <aanstelling|en> [anstɛlɪŋ] SUBST f

1. aanstelling (benoeming):

aanstelling

aanstelling

de akte van aanstelling

die Ernennungsurkunde

een vaste aanstelling

eine feste Anstellung

een leraar met een vaste aanstelling

ein (ver)beamteter Lehrer

2. aanstelling (ambtelijke kennisgeving):

aanstelling

Anstellungsvertrag m

vo·gel·vrij·ver·kla·ring <vogelvrijverklaring|en> [voɣəlvrɛivərklarɪŋ] SUBST f

vogelvrijverklaring

vo·gel·pik <vogelpik|ken> [voɣəlpɪk] SUBST m belg

Darts nt kein Pl

vo·gel·kers [voɣəlkɛrs] SUBST f geen Pl

vo·gel·pest [voɣəlpɛst] SUBST f geen Pl

Geflügelpest f

vo·gel·huis <vogel|huizen> [voɣəlhœys] SUBST nt

vo·gel·kooi <vogelkooi|en> [voɣəlkoj] SUBST f

vo·gel·nest <vogelnest|en> [voɣəlnɛst] SUBST nt

vogelnesten uithalen

Vogelnester ausnehmen

vo·gel·griep [voɣəlɣrip] SUBST f geen Pl

Geflügelgrippe f

Hühnergrippe f

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski