Übersetzungen für „wijzer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wij·zer <wijzer|s> [wɛizər] SUBST m

1. wijzer (van een klok):

wijzer

Zeiger m

de grote/kleine wijzer

der Minuten-/Stundenzeiger

met de wijzers van de klok mee

im Uhrzeigersinn

tegen de wijzers van de klok in

gegen den Uhrzeigersinn

de wijzer rond slapen

rund um die Uhr schlafen

2. wijzer (wegwijzer):

wijzer

Wegweiser m

volg de wijzers

folgen Sie den Wegweisern

Beispielsätze für wijzer

de wijzer rond slapen

rund um die Uhr schlafen

hij is niet wijzer

er weiß es nicht besser

de grote/kleine wijzer

der Minuten-/Stundenzeiger

hij zal wel wijzer wezen

er wird sich hüten

de wijzer springt op de tien

der Zeiger rückt auf zehn

er geen cent wijzer van worden

so klug sein wie zuvor

ik word er niet [o. geen cent] wijzer van

es bringt mir (rein gar) nichts

zijn ei niet kwijt kunnen übtr, het ei wil wijzer zijn dan de hen Sprichw

das Ei will klüger sein als die Henne