Niederländisch » Deutsch

ko·ren·blauw [korə(n)blɑu] ADJ

be·reik·baar [bərɛiɡbar] ADJ

he·mels·blauw1 [heməlzblɑu] SUBST nt geen Pl

ma·ri·ne·blauw [marinəblɑu] ADJ

be·ren·muts <berenmuts|en> [berə(n)mʏts] SUBST f

be·rei·ken <bereikte, h. bereikt> [bərɛikə(n)] VERB trans

be·re·kend <berekende, berekender, berekendst> [bərekənt] ADJ

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] VERB trans

2. berekenen (in rekening brengen):

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):

blauw·blauw [blɑublɑu] ADJ

he·ren·kle·ding [herə(n)kledɪŋ] SUBST f geen Pl

klauw <klauw|en> [klɑu] SUBST f

1. klauw (nagel van roofdieren):

Kralle f

3. klauw (hand van een mens):

Klaue f
Krallen Pl

to·ren·klok <torenklok|ken> [torə(n)klɔk] SUBST f

1. torenklok (luiklok):

2. torenklok (uurwerk):

sa·men·klank [samə(n)klɑŋk] SUBST m geen Pl

2. samenklank (het gelijktijdig klinken):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski