Übersetzungen für „misprikken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

mis·prij·zen <misprees, h. misprezen> [mɪsprɛizə(n)] VERB trans

misprijzen

missbilligen

vast·prik·ken <prikte vast, h. vastgeprikt> [vɑstprɪkə(n)] VERB trans

vastprikken

anheften

vastprikken

festheften

strik·ken <strikte, h. gestrikt> [strɪkə(n)] VERB trans

1. strikken (vangen):

strikken

in einer Schlinge fangen

2. strikken (tot een strik binden):

strikken

binden

strikken

knüpfen

strikken

schlingen

zijn das strikken

die Krawatte binden [o. knüpfen]

een schoen strikken

einen Schuh zuschnüren

3. strikken:

strikken (overhalen)

ködern

strikken (inpalmen, betoveren)

bestricken

strikken (voor zijn karretje spannen vooral)

einspannen

iem strikken voor een karweitje

jdn für eine Arbeit ködern

mis·luk·ken <mislukte, i. mislukt> [mɪslʏkə(n)] VERB intr

1. mislukken:

mislukken (misgaan)

misslingen

mislukken (misgaan)

missglücken

mislukken (misgaan)

fehlschlagen

mislukken (op niets uitlopen)

scheitern

de aanslag mislukte

das Attentat scheiterte

door een chronisch gebrek aan geld mislukken

an chronischem Geldmangel scheitern

de opzet is mislukt

das Vorhaben ist geplatzt

een mislukte poging

ein misslungener Versuch

tot mislukken gedoemd

zum Scheitern verdammt

2. mislukken:

mislukken (niet worden wat het worden moest)

misslingen

mislukken (niet worden wat het worden moest)

nichts werden

mislukken (van personen)

versagen

een mislukte advocaat

ein gescheiterter Anwalt

zijn zoon is mislukt

aus seinem Sohn ist nichts geworden

in·pik·ken <pikte in, h. ingepikt> [ɪmpɪkə(n)] VERB trans

inpikken (pakken)

an sich Akk bringen

inpikken (bemachtigen)

sich Dat unter den Nagel reißen

inpikken (op listige wijze stelen)

stibitzen

hoe zullen we dat nou inpikken?

wie fädeln wir das jetzt am besten ein?