Niederländisch » Deutsch

mod·de·raar·ster SUBST f

modderaarster weibliche Form von modderaar

Siehe auch: modderaar

mod·de·raar <modderaar|s> [mɔdərar] SUBST m

ont·wor·ste·len <ontworstelde, h. ontworsteld> [ɔntwɔrstələ(n)] VERB trans

mod·der·poel <modderpoel|en> [mɔdərpul] SUBST m

wor·ste·len <worstelde, h. geworsteld> [wɔrstələ(n)] VERB intr

1. worstelen SPORT:

ont·wor·te·len <ontwortelde, h. ontworteld> [ɔntwɔrtələ(n)] VERB trans

on·der·ti·te·len <ondertitelde, h. ondertiteld> [ɔndərtitələ(n)] VERB trans

mod·de·ren <modderde, h. gemodderd> [mɔdərə(n)] VERB intr

1. modderen (met modder knoeien):

2. modderen übtr (schipperen):

taktieren form

3. modderen (klungelen):

bor·ste·len <borstelde, h. geborsteld> [bɔrstələ(n)] VERB trans

af·bor·ste·len <borstelde af, h. afgeborsteld> [ɑvbɔrstələ(n)] VERB trans

wor·te·len <wortelde, i. geworteld> [wɔrtələ(n)] VERB intr ook übtr

in·wor·te·len <wortelde in, i. ingeworteld> [ɪnwɔrtələ(n)] VERB intr

voor·stel·len1 <stelde voor, h. voorgesteld> [vorstɛlə(n)] VERB trans

3. voorstellen (de rol spelen van):

4. voorstellen (een beeld geven van):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski