Übersetzungen für „prikkelarm“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

prik·kel·baar <prikkelbare, prikkelbaarder, prikkelbaarst> [prɪkəlbar] ADJ

prikkelbaar

reizbar

prik·ke·len <prikkelde, h. geprikkeld> [prɪkələ(n)] VERB trans

1. prikkelen (prikken):

prikkelen

prickeln

mijn been prikkelt

mein Bein kribbelt

brandnetels prikkelen

Brennnesseln brennen

prikkelende gassen

Reizgase Pl

een prikkelende saus

eine pikante Soße

2. prikkelen (ergeren):

prikkelen

reizen

hij was erg geprikkeld

er war sehr gereizt

iem tot het uiterste prikkelen (opwinden)

jdn aufs Äußerste erregen

iem tot het uiterste prikkelen (pesten)

jdn bis aufs Blut reizen

3. prikkelen (aansporen):

prikkelen

anregen

prikkelen

reizen

prikkelen

erregen

prikkelende lectuur

prickelnde Literatur f

iems nieuwsgierigheid prikkelen

jds Neugier erregen

de zenuwen prikkelen

die Nerven reizen

prik·ke·ling <prikkeling|en> [prɪkəlɪŋ] SUBST f

prikkeling

Prickeln nt

prikkeling (vooral vaktalig)

Reizung f

een prikkeling in de keel

ein Kratzen im Hals

prik·kel <prikkel|s, prikkel|en> [prɪkəl] SUBST m

1. prikkel (prikkeling):

prikkel

Prickeln nt

prikkels in mijn arm

ein Prickeln in meinem Arm

2. prikkel biol.:

prikkel

Reiz m

een akoestische prikkel

ein akustischer Reiz

3. prikkel (aansporing):

prikkel

Anreiz m

dat was voor hem een prikkel

das war für ihn ein Anreiz

prik·kel·draad [prɪkəldrat] SUBST nt of m geen Pl

prikkeldraad

Stacheldraht m