Übersetzungen für „toebedeeld“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

toe·be·de·len <bedeelde toe, h. toebedeeld> [tubədelə(n)] VERB trans

toebedelen

zuteilen

toebedelen

zuweisen

toebedelen (toebedeeld worden)

zufallen

toebedelen (m.b.t. het lot)

bescheren

minder·bedeeld ADJ

minderbedeeld

einkommensschwach

ver·deeld [vərdelt] ADJ

1. verdeeld (verschillend):

verdeeld

unterschiedlich

2. verdeeld:

verdeeld (niet eensgezind)

geteilt

verdeeld (personen)

uneinig

de meningen zijn verdeeld

die Meinungen sind geteilt

on·ver·deeld [ɔnvərdelt] ADJ

onverdeeld

vollkommen

onverdeeld

ungeteilt

onverdeeld

ganz

met onverdeelde aandacht

mit ungeteilter Aufmerksamkeit

het was geen onverdeeld genoegen

es war kein reines Vergnügen

test·beeld <testbeeld|en> [tɛstbelt] SUBST nt

testbeeld

Testbild nt

toon·beeld <toonbeeld|en> [tombelt] SUBST nt

toonbeeld

Muster nt

toonbeeld

Musterbeispiel nt

toonbeeld

Ausbund m

toonbeeld (het summum)

Inbegriff m

een toonbeeld van deugd iron

ein Ausbund an Tugendhaftigkeit

een toonbeeld van geduld

ein Muster an Geduld

het toonbeeld van ellende

der Inbegriff des Elends

toe·be·reid·se·len [tubərɛitsələ(n)] SUBST Pl

toebereidselen

Vorbereitungen Pl

toebereidselen maken om naar huis te gaan

Vorbereitungen treffen, nach Hause zu gehen

toe·be·rei·den <bereidde toe, h. toebereid> [tubərɛidə(n)] VERB trans

toebereiden

zubereiten

ziek·te·beeld <ziektebeeld|en> [ziktəbelt] SUBST nt

ziektebeeld

Krankheitsbild nt

toe·be·ho·ren² <behoorde toe, h. toebehoord> [tubəhorə(n)] VERB intr

toebehoren

gehören

toebehoren (groep e.d.)

angehören

goederen die aan niemand toebehoren

Waren, die niemandem gehören

elkaar toebehoren

einander gehören

toe·bren·gen <bracht toe, h. toegebracht> [tubrɛŋə(n)] VERB trans

toebrengen

beibringen

toebrengen

versetzen

toebrengen

zufügen

iem letsel toebrengen

jdm eine Verletzung zufügen

iem een nederlaag toebrengen

jdm eine Niederlage zufügen

iem een slag toebrengen

jdm einen Schlag versetzen

de vijand zware verliezen toebrengen

dem Feind schwere Verluste zufügen

mis·deeld [mɪzdelt] ADJ

misdeeld

bedürftig

misdeeld

ärmlich

de misdeelden

die Bedürftigen

door de natuur misdeeld

von der Natur stiefmütterlich behandelt

in·ge·beeld [ɪŋɣəbelt] ADJ

ingebeeld

eingebildet

ingebeelde kwalen

eingebildete Leiden Pl

een ingebeelde kwast

ein eingebildeter Pinsel

minst·be·deel·den [mɪnstbədeldə(n)] SUBST Pl

minstbedeelden

Einkommensschwache(n) Pl

zin·ne·beeld <zinnebeeld|en> [zɪnəbelt] SUBST nt

zinnebeeld

Sinnbild nt

ver·veeld [vərvelt] ADJ

verveeld

gelangweilt

aam·beeld <aambeeld|en> [ambelt] SUBST nt

aambeeld

Amboss m

zo zwaar als een aambeeld

schwer wie Blei

het aambeeld van een nietmachine

die Matrize eines Hefters

altijd op hetzelfde aambeeld slaan übtr

immer auf dasselbe Thema zurückkommen

aan·beeld <aanbeeld|en> [ambelt] SUBST nt

aanbeeld

Amboss m

denk·beeld <denkbeeld|en> [dɛŋɡbelt] SUBST nt

1. denkbeeld (idee; plan):

denkbeeld

Idee f

denkbeeld

Gedanke m

2. denkbeeld (begrip):

denkbeeld

Vorstellung f

zich een denkbeeld vormen van

sich Dat eine Vorstellung machen von Dat

3. denkbeeld (mening):

denkbeeld

Gedanken Pl

zijn denkbeelden omtrent de politieke situatie

seine Gedanken über die politische Situation

4. denkbeeld (denkwijze) Pl:

denkbeeld

Denkart f

denkbeeld

Ansicht f

er wonderlijke denkbeelden op nahouden

seltsame Ansichten haben

drog·beeld <drogbeeld|en> [drɔɣbelt] SUBST nt

drogbeeld

Trugbild nt