Niederländisch » Deutsch

te·gen·stroom <tegen|stromen> [teɣə(n)strom] SUBST m

toe·stro·men <stroomde toe, i. toegestroomd> [tustromə(n)] VERB intr

eb·stroom <eb|stromen> [ɛpstrom] SUBST m

in·stroom [ɪnstrom] SUBST m geen Pl

sterk·stroom [stɛrkstrom] SUBST m geen Pl

zwak·stroom [zwɑkstrom] SUBST m geen Pl

straal·stroom <straal|stromen> [stralstrom] SUBST m meteo.

wis·sel·stroom <wissel|stromen> [wɪsəlstrom] SUBST m

toe·staan <stond toe, h. toegestaan> [tustan] VERB trans

toe·ste·ken1 <stak toe, h. toegestoken> [tustekə(n)] VERB trans (aanreiken)

toe·stu·ren <stuurde toe, h. toegestuurd> [tustyrə(n)] VERB trans

chat·room <chatroom|s> [tʃɛtruːm] SUBST m

toe·spraak <toe|spraken> [tusprak] SUBST f

ge·dach·te·stroom <gedachte|stromen> [ɣədɑxtəstrom] SUBST m

toe·stop·pen <stopte toe, h. toegestopt> [tustɔpə(n)] VERB trans

1. toestoppen (stilletjes geven):

2. toestoppen (instoppen):

3. toestoppen (een opening dichtmaken):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski