Übersetzungen für „erachterkomen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

her·ˈun·ter·kom·men VERB intr unreg

1. herunterkommen (nach unten kommen):

herunterkommen

(naar) beneden komen

2. herunterkommen übtr (verwahrlosen):

herunterkommen

achteruitgaan

herunterkommen

aan lagerwal raken

herunterkommen

verloederen

durch eine Krankheit herunterkommen

door een ziekte verzwakken [o. in de versukkeling geraken]

3. herunterkommen ugs (sich verbessern):

herunterkommen

zich verbeteren

von einer schlechten Note herunterkommen

een hoger cijfer halen

er·ˈach·ten [-ˈʔaxtn̩] VERB trans geh

erachten

achten

erachten

beschouwen (als)

etw für [o. als] notwendig erachten

iets nodig achten

da·ˈhin·ter·kom·men VERB intr unreg ugs

dahinterkommen

erachter komen

dahinterkommen

ontdekken

dahinterkommen

begrijpen

Er·ˈach·ten <Erachtens> [-ˈʔaxtn̩] SUBST nt kein Pl

Erachten

mening

Erachten

gevoelen nt

meines/unseres Erachtens

mijns/onzes inziens

meines/unseres Erachtens

naar mijn/onze mening

ˈun·ter·kom·men VERB intr unreg

1. unterkommen ugs (eine Unterkunft finden):

unterkommen

een onderkomen vinden

unterkommen

onderdak vinden

unterkommen

onderkomen

in einer Pension unterkommen

een pension vinden

2. unterkommen ugs (eine Anstellung bekommen):

unterkommen

terechtkomen

unterkommen

een baan vinden [o. krijgen]

sie ist am Theater untergekommen

zij is bij het theater terechtgekomen

3. unterkommen (begegnen):

unterkommen regional A

tegenkomen

unterkommen regional A

overkomen

ˈUn·ter·kom·men <Unterkommens, Unterkommen> SUBST nt meist Sg

1. Unterkommen:

Unterkommen

onderkomen nt

Unterkommen

onderdak nt

Unterkommen

logies nt

2. Unterkommen veraltend:

Unterkommen

betrekking

Unterkommen

baan

ˈwei·ter·kom·men VERB intr unreg

weiterkommen

verder komen

weiterkommen

vooruitkomen ook fig.

mit der Arbeit weiterkommen

opschieten met het werk

mach [o. sieh], dass du weiterkommst! ugs

maak dat je wegkomt!

ver·ˈach·ten [fɛɐ̯ˈʔaxtn̩] VERB trans

verachten (verächtlich finden)

verachten

verachten (verschmähen)

versmaden

verachten (nicht achten)

minachten

ˈFrach·ter <Frachters, Frachter> [ˈfraxtɐ] SUBST m

Frachter

vrachtboot

Frachter

vrachtschip nt

ˈher·kom·men VERB intr unreg

1. herkommen (herbeikommen):

herkommen

hier(heen) komen

komm doch mal her!

kom eens hier!

2. herkommen (herstammen):

herkommen

vandaan komen

herkommen

afkomstig zijn

herkommen

afstammen

wo kommst du her?

waar kom je vandaan?

ˈrü·ber·kom·men VERB intr unreg

1. rüberkommen ugs:

rüberkommen

(ergens heen) komen

2. rüberkommen ugs:

rüberkommen

over de brug komen

3. rüberkommen ugs:

rüberkommen

overkomen

die Botschaft ist nicht rübergekommen

het bericht is niet aangekomen [o. overgekomen]