Übersetzungen für „lijnvriendelijke“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·vrien·de·lijk [ɔnvrindələk] ADJ

onvriendelijk

unfreundlich

mi·lieu·vrien·de·lijk <milieuvriendelijke, milieuvriendelijker, milieuvriendelijkst> [mɪljøvrindələk] ADJ

milieuvriendelijk

umweltfreundlich

een milieuvriendelijke verpakking

eine umweltfreundliche Verpackung

vrien·de·lijk <vriendelijke, vriendelijker, vriendelijkst> [vrindələk] ADJ

1. vriendelijk:

vriendelijk (innemend, hartelijk)

freundlich

vriendelijk (sterker)

liebenswürdig

vriendelijk (sterker)

verbindlich form

vriendelijk bedankt!

vielen Dank!

dat is erg vriendelijk van u

das ist sehr freundlich von Ihnen

met vriendelijke dank

mit verbindlichem Dank

met vriendelijke groet

mit freundlichem Gruß

op de vriendelijke toer ugs

auf die sanfte Tour

mag ik u vriendelijk verzoeken dat voortaan te laten? iron

darf ich Sie bitten, das künftig zu unterlassen?

hij was heel vriendelijk tegen haar

er war sehr freundlich zu ihr

zou u zo vriendelijk willen zijn om …

würden Sie so freundlich sein, …

2. vriendelijk (aangenaam):

vriendelijk

freundlich

het zonnetje schijnt vriendelijk

die Sonne scheint angenehm

mens·vrien·de·lijk [mɛnsfrindələk] ADJ

mensvriendelijk

menschenfreundlich

vrouw·vrien·de·lijk [vrɑuvrindələk] ADJ

vrouwvriendelijk

frauenfreundlich

vrien·de·lijk·heid <vriendelijk|heden> [vrindələkhɛit] SUBST f

vriendelijkheid

Freundlichkeit f

vriendelijkheid

Verbindlichkeit f form

overlopen van vriendelijkheid

sich vor Freundlichkeit Dat überschlagen

lij·de·lijk <lijdelijke, lijdelijker, lijdelijkst> [lɛidələk] ADJ

1. lijdelijk (geduldig):

lijdelijk

ergeben

2. lijdelijk:

lijdelijk (passief)

untätig

lijdelijk (verzet)

passiv

lijn·vlieg·tuig <lijnvliegtuig|en> [lɛinvlixtœyx] SUBST nt

lijnvliegtuig

Linienflugzeug nt

lijnvliegtuig

Linienmaschine f

lij·fe·lijk [lɛifələk] ADJ

lijfelijk

leiblich

een lijfelijke afkeer van iets/iem hebben

sich vor etw/jdm ekeln

haar lijfelijke broeder

ihr leiblicher Bruder

lan·de·lijk [lɑndələk] ADJ

1. landelijk (bij het platteland passend):

landelijk

ländlich

landelijk

bäuerlich

landelijk

dörflich

2. landelijk (op het platteland liggend):

landelijk

ländlich

3. landelijk (het hele land):

landelijk

national

landelijk

landesweit

landelijk

überregional

landelijke bekendheid genieten

im ganzen Land bekannt sein

het landelijk comité

das Nationalkomitee

landelijke dagbladen

überregionale Tageszeitungen Pl

ein·de·lijk¹ [ɛindələk] ADJ

1. eindelijk (het einde vormend):

eindelijk

schließlich

eindelijk

endlich

2. eindelijk (definitief):

eindelijk

endgültig

eindelijk

definitiv

het eindelijke vonnis

das endgültige Urteil

3. eindelijk (ten slotte verkregen):

eindelijk

schließlich

eindelijk

endlich