Übersetzungen für „ongewettigd“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·wet·tigd [ɣəwɛtəxt] ADJ

1. gewettigd (legitiem, gerechtvaardigd):

gewettigd

berechtigt

gewettigd

begründet

gewettigd

legitim form

met gewettigde middelen

mit legitimen Mitteln

het vermoeden is gewettigd, dat …

die Vermutung ist berechtigt, dass …

2. gewettigd form (geëcht):

gewettigd

legitimiert form

een gewettigd kind

ein legitimiertes Kind

on·ge·wij·zigd [ɔŋɣəwɛizəxt] ADJ

ongewijzigd

unverändert

on·ge·let·terd [ɔŋɣəlɛtərt] ADJ

1. ongeletterd (niet geleerd):

ongeletterd

ungebildet

2. ongeletterd (analfabeet):

ongeletterd

analphabetisch

on·ge·wild [ɔŋɣəwɪlt] ADJ

ongewild

ungewollt

ongewild (onbedoeld)

unbeabsichtigt

on·ge·rech·tig·heid <ongerechtig|heden> [ɔŋɣərɛxtəxhɛit] SUBST f

1. ongerechtigheid (onrechtvaardigheid):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

2. ongerechtigheid (onrechtvaardige daad):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

ongerechtigheden begaan

Unrecht tun

3. ongerechtigheid (onvolkomenheid, gebrek):

ongerechtigheid

Unvollkommenheit f

ongerechtigheid

Mangel m

on·ge·wenst [ɔŋɣəwɛnst] ADJ

ongewenst

unerwünscht

ongewenst (gast)

ungebeten

ongewenst (kind)

ungewollt

on·ge·wa·pend [ɔŋɣəwapənt] ADJ

1. ongewapend (zonder wapens):

ongewapend

unbewaffnet

2. ongewapend (zonder versterking):

ongewapend

nicht armiert

ongewapend

unbewehrt

ongewapend beton

nicht armierte(r) Beton m

on·ge·dekt [ɔŋɣədɛkt] ADJ

ongedekt

ungedeckt

on·ge·kend¹ [ɔŋɣəkɛnt] ADJ (tot dusverre niet voorkomend)

ongekend

nie gekannt

de koers bereikte een ongekende hoogte

der Kurs erreichte eine nie gekannte Höhe

ongekende mogelijkheden

ungeahnte Möglichkeiten

on·ge·remd [ɔŋɣərɛmt] ADJ

1. ongeremd (zonder remming, ongegeneerd):

ongeremd

ungehemmt

ongeremd

hemmungslos

ongeremde uitbarstingen van woede

hemmungslose Wutausbrüche

2. ongeremd (vrij, ongedwongen):

ongeremd

ungehemmt

hij is zeer ongeremd

er kennt überhaupt keine Hemmungen

on·gel·dig [ɔŋɣɛldəx] ADJ

ongeldig

ungültig

ongeldig jur.

nichtig

ongeldig verklaren

für ungültig [o. nichtig] erklären