Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „opstoot“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

kop·stoot: Nomen
op·stoot·je: Nomen
stoot: Nomen
op·stal: Nomen
op·stap: Nomen
op·stel: Nomen
op·staan: Verb
op·stand: Nomen
sloot: Nomen
snoot: Verb
spoot: Verb
pi·loot: Nomen
des·poot: Nomen

Meintest du vielleicht: kopstoot , opstootje , stoot , despoot , piloot , spoot , snoot , sloot , opstand , opstaan , opstel , opstap und opstal

kop·stoot <kop|stoten> [kɔpstot] SUBST m

1. kopstoot (kopbal):

2. kopstoot (stoot met het (voor)hoofd):

3. kopstoot (bier en jenever):

Bier nt und Schnaps m

op·stoot·je <opstootje|s> [ɔpstocə] SUBST nt

Krawall m

stoot <stoten> [stot] SUBST m

1. stoot:

stoot (krachtige duw)

Stoß m

stoot (minder krachtig)

Knuff m ugs

stoot (minder krachtig)

Puff m ugs

stoot (met wapen)

Hieb m

iem een stoot geven

jdm einen Stoß versetzen

de stoot tot iets geven übtr

den Anstoß zu etw geben

dat gaf hem de laatste stoot übtr

das gab ihm den letzten Rest

een stoot onder de gordel ook übtr

ein Schlag unter die Gürtellinie

een stoot onder de gordel ook übtr

de stoot tot een project geven übtr

ein Projekt anregen

2. stoot (krachtig geblazen geluid):

Stoß m

een stoot op de hoorn

ein Stoß ins Horn

3. stoot (menigte):

Haufen m

op·stal <opstal|len> [ɔpstɑl] SUBST m

het recht van opstal

das Erbbaurecht

op·stap <opstap|pen> [ɔpstɑp] SUBST m

Stufe f

Tritt m

opstap (bij een voertuig)

een opstapje naar het directeurschap übtr

ein Sprungbrett zum Direktorenposten

op·stel <opstel|len> [ɔpstɛl] SUBST nt

1. opstel (ontwerp, schets):

Entwurf m

2. opstel onderw.:

Aufsatz m

op·staan <stond op, i. opgestaan> [ɔpstan] VERB intr

1. opstaan (gaan staan):

met vallen en opstaan

schlecht und recht

met vallen en opstaan

mehr schlecht als recht

van tafel opstaan

vom Tisch aufstehen

opstaan voor iem

vor jdm aufstehen

opgestaan, plaats vergaan

aufgestanden, Platz vergangen

2. opstaan (het bed verlaten):

dan moet je toch vroeger opstaan übtr

da musst du schon früher [o. eher] aufstehen

3. opstaan (op het vuur staan):

aufgesetzt sein

4. opstaan (uit het graf verrijzen):

opstaan uit de dood

vom Tode auferstehen

5. opstaan (in opstand komen):

opstaan tegen iem

sich gegen jdn erheben

op·stand <opstand|en> [ɔpstɑnt] SUBST m

1. opstand (oproer):

Revolte f

Erhebung f selten Pl

in opstand komen tegen

sich erheben [o. auflehnen] gegen

2. opstand (opstal):

Geschäftseinrichtung f

Ladeneinrichtung f

3. opstand bouww.:

Aufriss m

4. opstand (bosbouw):

sloot¹ <sloten> [slot] SUBST f

1. sloot (brede greppel):

Graben m

van de wal in de sloot raken übtr

vom Regen in die Traufe kommen

in geen zeven sloten tegelijk lopen übtr

auf eigenen Füßen [o. Beinen] stehen

2. sloot (grote hoeveelheid):

Unmenge f

snoot VERB

snoot 3. Pers Sg Imperf van snuiten

Siehe auch: snuiten

snui·ten <snoot, h. gesnoten> [snœytə(n)] VERB trans

1. snuiten (slijm verwijderen):

z'n neus snuiten

(sich Dat ) die Nase schnäuzen [o. putzen]

z'n neus snuiten

sich schnäuzen

2. snuiten (kaars):

spoot VERB

spoot 3. Pers Sg Imperf van spuiten¹, spuiten²

Siehe auch: spuiten , spuiten

spui·ten² <spoot, i. gespoten> [spœytə(n)] VERB intr (naar buiten geperst worden)

het bloed spuit uit de wond

das Blut spritzt aus der Wunde (heraus)

spui·ten¹ <spoot, h. gespoten> [spœytə(n)] VERB trans

spuiten (gazon, tuin)

spuiten (als spray)

spuiten (als spray)

spuiten (geneesmiddelen, drugs)

een auto spuiten

ein Auto spritzen

morfine spuiten

Morphium spritzen

een slagroomrand spuiten

einen Sahnerand spritzen

pi·loot <piloten> [pilot] SUBST m

1. piloot (vlieger):

Pilot m

de automatische piloot

de eerste piloot

der Flugkapitän

tweede piloot

Kopilot m

2. piloot (jekker):

Drillichjacke f

des·poot <des|poten> [dɛspot] SUBST m

Despot m

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski