Niederländisch » Deutsch

stoot·troep <stoottroep|en> [stotrup] SUBST m

toe·roe·pen <riep toe, h. toegeroepen> [turupə(n)] VERB trans

uit·roe·pen <riep uit, h. uitgeroepen> [œytrupə(n)] VERB trans

ge·nie·troe·pen [ʒənitrupə(n)] SUBST Pl

huur·troe·pen [hyrtrupə(n)] SUBST Pl

keur·troe·pen [kørtrupə(n)] SUBST Pl

stoot·kus·sen <stootkussen|s> [stotkʏsə(n)] SUBST nt

1. stootkussen SPORT (buffer):

2. stootkussen (treinen):

Puffer m

3. stootkussen scheepv.:

Fender m

op·roe·pen <riep op, h. opgeroepen> [ɔprupə(n)] VERB trans

3. oproepen (om contact verzoeken):

om·roe·pen <riep om, h. omgeroepen> [ɔmrupə(n)] VERB trans

1. omroepen (bekendmaken):

2. omroepen (oproepen):

3. omroepen gesch.:

sa·men·groe·pen [samə(n)ɣrupə(n)] VERB intr

sa·men·roe·pen <riep samen, h. samengeroepen> [samə(n)rupə(n)] VERB trans

te·rug·roe·pen <riep terug, h. teruggeroepen> [tərʏxrupə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski