Niederländisch » Deutsch

van·we·ge [vɑnweɣə] PRÄP

2. vanwege form (namens):

im Namen [o. Auftrag] +Gen

3. vanwege (omwille van):

af·we·gen <woog af, h. afgewogen> [ɑfweɣə(n)] VERB trans

ambts·we·ge [ɑmtsweɣə] ADV

be·we·gen3 <bewoog, h. bewogen> [bəweɣə(n)] VERB trans

2. bewegen (werktuigen):

3. bewegen (ontroeren):

op·we·gen <woog op, h. opgewogen> [ɔpweɣə(n)] VERB intr

2. opwegen (er niet voor onderdoen):

ma·ne·ge <manege|s> [maneʒə, mɑnɛːʒə] SUBST f

1. manege (bedrijf):

2. manege (plaats):

Manege f

we·gen1 <woog, h. gewogen> [weɣə(n)] VERB trans

1. wegen (het gewicht bepalen van):

ach·ter·we·ge [ɑxtərweɣə] ADV

ab·ces <abces|sen> [ɑpsɛs] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski