Niederländisch » Deutsch

aan·to·nend [antonənt] ADJ

aan·ko·mend [aŋkomənt] ADJ

1. aankomend (nog niet volwassen):

2. aankomend (nog niet volleerd):

3. aankomend (aanstaand):

ran·ken <rankte, h. gerankt> [rɑŋkə(n)] VERB intr

kar·ton·nen [kɑrtɔnə(n)] ADJ attr

aan·kon·di·gen2 <kondigde zich aan, h. zich aangekondigd> [aŋkɔndəɣə(n)] VERB wk ww

aankondigen zich aankondigen (zich openbaren):

span·nend <spannende, spannender, spannendst> [spɑnənt] ADJ

om·wo·nend [ɔmwonənt] ADJ

arg·wa·nend <argwanende, argwanender, argwanendst> [ɑrxwanənt] ADJ

aan·kon·di·ging <aankondiging|en> [aŋkɔndəɣɪŋ] SUBST f

2. aankondiging (bericht):

ge·won·nen2 VERB

gewonnen volt. deelw. van winnen

Siehe auch: winnen

be·gon·nen VERB

1. begonnen 3. Pers Pl Imperf van beginnen¹, beginnen²

2. begonnen volt. deelw. van beginnen¹, beginnen²

Siehe auch: beginnen , beginnen

be·gin·nen1 <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] VERB trans

be·ton·nen [bətɔnə(n)] ADJ

be·zon·nen [bəzɔnə(n)] ADJ

ge·zon·nen VERB

gezonnen volt. deelw. van zinnen¹, zinnen²

Siehe auch: zinnen , zinnen

zin·nen2 <zinde, h. gezind> [zɪnə(n)] VERB intr (aanstaan)

zin·nen1 <zon, h. gezonnen> [zɪnə(n)] VERB intr (peinzen over)

ge·spon·nen VERB

gesponnen volt. deelw. van spinnen¹, spinnen²

Siehe auch: spinnen , spinnen

spin·nen2 <spon/spinde, h. gesponnen/gespind> [spɪnə(n)] VERB intr (katten)

spin·nen1 <spon, h. gesponnen> [spɪnə(n)] VERB trans (een web, draad vormen)

ont·gon·nen VERB

ontgonnen 3. Pers Pl Imperf van ontginnen

Siehe auch: ontginnen

ont·gin·nen <ontgon, h. ontgonnen> [ɔntxɪnə(n)] VERB trans

1. ontginnen (gronden):

3. ontginnen übtr:


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski