Niederländisch » Deutsch

sys·teem <sy|stemen> [sistem] SUBST nt

2. systeem (geheel van computerprogramma's):

3. systeem (computersysteem):

sys·te·ma·tiek [sistematik] SUBST f geen Pl

strie·men <striemde, h. gestriemd> [strimə(n)] VERB trans

1. striemen (striemen doen ontstaan):

2. striemen (pijn doen):

sys·te·ma·ti·se·ren <systematiseerde, h. gesystematiseerd> [sistematizerə(n)] VERB trans

sys·te·ma·tisch <systematische, systematischer, meest systematisch> [sistematis] ADJ

sys·teem·ana·ly·se <systeemanalyse|s, systeemanalyse|n> [sistemanaliːzə] SUBST f

sys·teem·ana·list <systeemanalist|en> [sistemanalɪst] SUBST m

bal·se·men <balsemde, h. gebalsemd> [bɑlsəmə(n)] VERB trans

1. balsemen (geurig maken):

2. balsemen (lijk):

be·ade·men <beademde, h. beademd> [bəadəmə(n)] VERB trans

1. beademen med.:

2. beademen (de adem laten gaan over):

be·noe·men <benoemde, h. benoemd> [bənumə(n)] VERB trans

2. benoemen (noemen):

be·roe·men <beroemde zich, h. zich beroemd> [bərumə(n)] VERB wk ww

beroemen zich beroemen:

sich rühmen +Gen

her·ne·men1 <hernam, h. hernomen> [hɛrnemə(n)] VERB trans (herwinnen)

in·ade·men <ademde in, h. ingeademd> [ɪnadəmə(n)] VERB trans

op·doe·men <doemde op, i. opgedoemd> [ɔbdumə(n)] VERB intr

op·noe·men <noemde op, h. opgenoemd> [ɔpnumə(n)] VERB trans

toe·ne·men <nam toe, i. toegenomen> [tunemə(n)] VERB intr

ver·ne·men <vernam, h. vernomen> [vərnemə(n)] VERB trans

1. vernemen (horen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski