Niederländisch » Deutsch

ver·zoe·nen <verzoende, h. verzoend> [vərzunə(n)] VERB trans

2. verzoenen (goedmaken):

ver·zor·gen·de <verzorgende|n> [vərzɔrɣəndə] SUBST f

ver·zor·gen <verzorgde, h. verzorgd> [vərzɔrɣə(n)] VERB trans

2. verzorgen (in goede staat houden):

ver·zo·len <verzoolde, h. verzoold> [vərzolə(n)] VERB trans

ver·zoe·ken <verzocht, h. verzocht> [vərzukə(n)] VERB trans

2. verzoeken (uitnodigen):

3. verzoeken (beproeven):

versuchen form

ver·zon·nen VERB

verzonnen 3. Pers Pl Imperf van verzinnen

Siehe auch: verzinnen


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski