Niederländisch » Deutsch

door·bo·ren2 <boorde door, h. doorgeboord> [dorborə(n)] VERB trans (door iets dringen)

vorst·grens <vorst|grenzen> [vɔrstxrɛns] SUBST f

vo·ren [vorə(n)] ADV

2. voren (eerder):

vorn(e)
von vorn(e)

voor·bo·de <voorbode|n, voorbode|s> [vorbodə] SUBST m

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] VERB trans

5. vormen (opvoeden, ontwikkelen):

6. vormen (het vormsel toedienen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski