Übersetzungen für „besnaren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

er·ˈspa·ren [-ˈʃpaːrən] VERB trans

1. ersparen (durch Sparen erwerben):

ersparen

(bij elkaar) sparen

erspartes Geld

spaarcenten

2. ersparen (von Unangenehmem verschonen):

ersparen

besparen

ersparen

behoeden voor

jdm jede Aufregung ersparen

iem voor elke opwinding behoeden

ˈEss·wa·ren SUBST Pl

Esswaren

etenswaren

Esswaren

eetwaren

ˈaus·spa·ren VERB trans

1. aussparen:

aussparen

uitsparen

aussparen

openlaten

eine Lücke in der Wand aussparen

een opening in de muur uitsparen

2. aussparen:

aussparen

overslaan

aussparen

weglaten

ein heikles Thema aussparen

een netelig thema overslaan

ˈein·spa·ren VERB trans

einsparen (sparen)

besparen

einsparen (kürzen)

(weg)bezuinigen

ˈauf·spa·ren VERB trans

aufsparen

opsparen

aufsparen

bewaren

ˈSüß·wa·ren SUBST Pl

1. Süßwaren:

Süßwaren

snoepgoed nt

2. Süßwaren:

Süßwaren

zoetwaren

Süßwaren

suikergoed nt

Süßwaren

suikerwerk

of·fen·ˈba·ren¹ [ɔfn̩ˈbaːrən] VERB trans geh (erklären, enthüllen, erweisen, mitteilen)

offenbaren

openbaren

die Zeit wird es offenbaren

de tijd zal het duidelijk maken [o. leren]

ˈSpiel·wa·ren SUBST Pl

Spielwaren

speelgoed nt

ˈTa·bak·wa·ren SUBST Pl

Tabakwaren

rookwaren

Tabakwaren

tabaksartikelen

ˈWurst·wa·ren SUBST Pl

Wurstwaren

worsten

Wurstwaren

worstwaren