Übersetzungen für „coupplannen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈan·span·nen¹ VERB trans

1. anspannen (straffer spannen):

anspannen

aanspannen

anspannen

(strakker) spannen

die Zügel anspannen

de teugels aanhalen

2. anspannen (zusammenziehen):

anspannen

(in)spannen

anspannen

concentreren

anspannen

aan het werk zetten

die Muskeln/Nerven anspannen

zijn spieren/zenuwen spannen

3. anspannen (mit Zugtieren bespannen):

anspannen

inspannen

anspannen

aanspannen

das Pferd/den Wagen anspannen

het paard/de wagen aanspannen [o. inspannen]

be·ˈspan·nen VERB trans

bespannen

bespannen

ˈauf·span·nen VERB trans

aufspannen (ziehen)

(uit)spannen

aufspannen (aufziehen)

opspannen

aufspannen (aufziehen)

openen

den Regenschirm aufspannen

de paraplu opzetten

ˈaus·span·nen¹ VERB intr (ausruhen)

ausspannen

uitrusten

ausspannen

zich ontspannen

ein paar Wochen ausspannen

een paar weken rust nemen

ent·ˈspan·nen² [-ˈʃpanən] VERB trans a. übtr (Spannung beseitigen)

entspannen

ontspannen

die politische Lage entspannen

ontspanning brengen in de politieke toestand

ˈein·span·nen VERB trans

1. einspannen (in etw spannen):

einspannen

spannen [o. zetten] in

einen Bogen in die Schreibmaschine einspannen

een vel papier in de schrijfmachine doen

2. einspannen (Pferde):

einspannen

inspannen

einspannen

voorspannen

einspannen

voor de wagen spannen

3. einspannen ugs (zu einer Arbeit heranziehen):

einspannen

aan het werk zetten