Übersetzungen für „vergoedingen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ver·ˈdin·gen [fɛɐ̯ˈdɪŋən] VERB trans

verdingen

aanbesteden

verdingen

uitbesteden

verdingen

verhuren

ver·ˈgol·den [fɛɐ̯ˈgɔldn̩] VERB trans

1. vergolden (mit Goldschicht überziehen):

vergolden

vergulden

2. vergolden übtr (verschönern):

vergolden

veraangenamen

vergolden

mooier [o. prettiger] maken

3. vergolden ugs (bezahlen lassen):

vergolden

er (goed) voor laten betalen

ver·ˈbrin·gen [fɛɐ̯ˈbrɪŋən] VERB trans unreg

1. verbringen (zubringen):

verbringen

doorbrengen

sein Leben in Armut verbringen

zijn leven in armoede slijten

2. verbringen geh (hinbringen):

verbringen

overbrengen

verbringen

brengen naar

ver·ˈklin·gen [fɛɐ̯ˈklɪŋən] VERB intr unreg

1. verklingen (langsam aufhören):

verklingen

verklinken

verklingen

wegsterven

verklingen

wegebben

2. verklingen übtr (nachlassen, langsam enden, vorbeigehen):

verklingen

voorbijgaan

ver·ˈschlin·gen VERB trans unreg

1. verschlingen:

verschlingen

ineenstrengelen

verschlingen

verstrengelen

verschlingen

door elkaar slingeren

verschlungene Wege

kronkelwegen [o. kronkelpaden]

2. verschlingen:

verschlingen

verslinden

verschlingen

verzwelgen

ver·ˈen·gen¹ [fɛɐ̯ˈʔɛŋən] VERB trans TRANSP

verengen

vernauwen

ver·ˈsen·gen VERB trans

versengen

verzengen

versengen

verschroeien

be·ˈdin·gen¹ VERB trans

1. bedingen (verlangen):

bedingen

(ver)eisen

bedingen

veronderstellen

2. bedingen (verursachen):

bedingen

veroorzaken

bedingen

teweegbrengen

bedingen

(met zich) meebrengen

das ist durch sein Alter bedingt

dat brengt zijn leeftijd mee

sein Verhalten ist psychologisch bedingt

zijn gedrag heeft een psychologische achtergrond

ver·ˈgön·nen VERB trans

1. vergönnen (gewähren):

vergönnen

vergunnen

vergönnen

toestaan

vergönnen

veroorloven

2. vergönnen geh (gönnen):

vergönnen

gunnen

ver·ˈgnü·gen¹ [fɛɐ̯ˈgnyːgn̩] VERB trans

vergnügen

amuseren

vergnügen

vermaken

vergnügen

plezier doen

ver·ˈgeis·ti·gen [fɛɐ̯ˈg͜aistɪgn̩] VERB trans

vergeistigen

vergeestelijken

vergeistigen

spiritualiseren

ver·ˈfan·gen¹ [fɛɐ̯ˈfaŋən] VERB intr unreg (hängen bleiben)

verfangen

uithalen

verfangen

baten

verfangen

uitwerking hebben

ver·ˈhan·gen [fɛɐ̯ˈhaŋən] ADJ

1. verhangen (bewölkt):

verhangen

bewolkt

verhangen

met laaghangende bewolking

2. verhangen (verhängt, zugehängt):

verhangen

bedekt

verhangen

dichtgehangen

ein verhangenes Fenster

een geblindeerd raam