Niederländisch » Deutsch

be·scha·di·gen <beschadigde, h. beschadigd> [bəsxadəɣə(n)] VERB trans

be·schon·ken <beschonken, beschonkener, meest beschonken> [bəsxɔŋkə(n)] ADJ

be·schul·di·gen <beschuldigde, h. beschuldigd> [bəsxʏldəɣə(n)] VERB trans

be·schrij·ven <beschreef, h. beschreven> [bəsxrɛivə(n)] VERB trans

1. beschrijven (schrijven op):

3. beschrijven (opsommen):

4. beschrijven (het beloop van een gebogen lijn):

be·schrij·ving <beschrijving|en> [bəsxrɛivɪŋ] SUBST f

1. beschrijving (voorstelling in woorden):

2. beschrijving (bijzonderheden, kenmerken):

be·scher·me·lin·ge SUBST f

beschermelinge weibliche Form von beschermeling

Siehe auch: beschermeling

be·scher·me·ling <beschermeling|en> [bəsxɛrməlɪŋ] SUBST m

1. beschermeling (in bescherming genomen iem):

2. beschermeling (iem die vooruitgeholpen wordt):

be·scha·men <beschaamde, h. beschaamd> [bəsxamə(n)] VERB trans

1. beschamen (tot schaamte brengen):

2. beschamen (teleurstellen):

be·schik·ken2 <beschikte, h. beschikt> [bəsxɪkə(n)] VERB trans form (regelen)

be·schut·ten <beschutte, h. beschut> [bəsxʏtə(n)] VERB trans

be·schij·nen <bescheen, h. beschenen> [bəsxɛinə(n)] VERB trans

be·scha·ving <beschaving|en> [bəsxavɪŋ] SUBST f

1. beschaving (toestand van beschaafdheid):

Kultur f

be·schou·wen <beschouwde, h. beschouwd> [bəsxɑuwə(n)] VERB trans

3. beschouwen (bekijken):

4. beschouwen (ambtshalve keuren):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski