Niederländisch » Deutsch

be·trok·ke·ne <betrokkene|n> [bətrɔkənə] SUBST m en f

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] VERB trans

2. berekenen (in rekening brengen):

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):

be·trek·ken1 <betrok, i. betrokken> [bətrɛkə(n)] VERB intr

2. betrekken (somber worden):

be·trok·ken <betrokken, meer betrokken, meest betrokken> [bətrɔkə(n)] ADJ

1. betrokken (met wolken bedekt):

be·tre·den <betrad, h. betreden> [bətredə(n)] VERB trans

2. betreden (bewandelen):

wandeln auf +Dat

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski