Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Oranjes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

oran·je: Nomen
Oran·je: Nomen
fran·je: Nomen
ora·kel: Nomen
ora·tie: Nomen
ba·jes: Nomen
fris·jes: Adjektiv und Adverb
zwak·jes: Adjektiv und Adverb
knap·jes: Adverb
slap·jes: Adjektiv und Adverb
an·jer: Nomen
kan·jer: Nomen
Span·je: Nomen

Meintest du vielleicht: oranje , franje , Oranje , Spanje , kanjer , anjer , slapjes , knapjes , zwakjes , frisjes , bajes , oratie und orakel

oran·je¹ [orɑɲə] SUBST nt geen Pl

Orange nt

Oran·je¹ [orɑɲə] SUBST nt geen Pl

1. Oranje (vorstenhuis):

Haus nt Oranien

Oranje boven!

≈ es lebe das Königshaus!

2. Oranje SPORT:

niederländische Nationalmannschaft f

fran·je <franje|s> [frɑɲə] SUBST f

1. franje (boord met draden(bundels)):

Franse f

2. franje übtr (overbodige opsiering):

schmückende(s) Beiwerk nt

een redevoering met veel franje

eine geschnörkelte Rede

alle overbodige franje weglaten

alles überflüssige Beiwerk weglassen

ora·kel <orakel|s, orakel|en> [orakəl] SUBST nt

Orakel nt

ora·tie <oratie|s> [ora(t)si] SUBST f

1. oratie (redevoering):

Rede f

2. oratie (rooms-katholiek):

Oration f

ba·jes <bajes|en> [bajəs] SUBST f

Kittchen nt ugs

Knast m ugs

Loch nt ugs

in de bajes zitten

in de bajes zitten

fris·jes [frɪʃəs] ADJ

ziemlich frisch

zwak·jes [zwɑkjəs] ADJ

(ziemlich) schwach

zwakjes gaf hij toe

kleinlaut gab er nach

hij glimlachte zwakjes

er lächelte matt

zwakjes protesteren

(nur) schwach protestieren

knap·jes [knɑpjəs] ADV

1. knapjes (bekwaam):

2. knapjes (netjes):

3. knapjes (tamelijk):

slap·jes [slɑpjəs] ADJ

1. slapjes (niet fit):

flau

hij is nog slapjes

er ist noch schlapp

hij is nog slapjes

er ist noch nicht auf dem Damm

2. slapjes (niet doortastend):

lasch

lau

slapjes optreden

3. slapjes econ.:

flau

het gaat slapjes in de handel

das Geschäft ist flau

an·jer <anjer|s> [ɑɲər] SUBST f

1. anjer plantk.:

Nelke f

2. anjer (bloem):

Nelke f

kan·jer <kanjer|s> [kɑɲər] SUBST m

1. kanjer (uitblinker):

Ass nt ugs

Könner m

Kanone f sl

2. kanjer (knots):

Kaventsmann m sl

Prachtexemplar nt

een kanjer op het doel geven

eine Bombe aufs Tor schießen

Span·je [spɑɲə] SUBST nt geen Pl

Spanien nt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski