Übersetzungen für „Vorrechte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

voor·recht <voorrecht|en> [vorɛxt] SUBST nt (privilege)

voorrecht

Vorrecht nt

voorrecht

Privileg nt form

de voorrechten van de adel

die Privilegien des Adels

het is mij een voorrecht

es ist mir eine große Ehre

be·voor·rech·ten <bevoorrechtte, h. bevoorrecht> [bəvorɛxtə(n)] VERB trans

bevoorrechten

mit Vorrechten versehen

bevoorrechten

privilegieren

een bevoorrechte positie innemen

eine privilegierte [o. bevorzugte] Stellung einnehmen

de bevoorrechte schuldeiser jur.

der Vorzugsgläubiger

ver·dach·te <verdachte|n> [vərdɑxtə] SUBST m en f

verdachte (vóór de strafvervolging)

Verdächtige(r) f(m)

verdachte (gedurende het onderzoek)

Beschuldigte(r) f(m)

verdachte (gedurende het proces)

Angeklagte(r) f(m)

cor·rec·tie <correctie|s> [kɔrɛksi] SUBST f

1. correctie (verbetering):

correctie

Korrektur f

een correctie aanbrengen

eine Korrektur vornehmen

2. correctie (correctiewerk):

correctie

Korrekturarbeit f

3. correctie:

correctie (fouten in drukproeven)

Setzfehler Pl

correctie (gecorrigeerde drukproef)

korrigierte Fahne f

4. correctie (terechtwijzing):

correctie

Zurechtweisung f

in·voer·recht <invoerrecht|en> [ɪnvurɛxt] SUBST nt

invoerrecht

Einfuhrzoll m

over waren invoerrecht betalen

Waren verzollen

vrij van invoerrechten

zollfrei

bo·dem·rech·ter <bodemrechter|s> [bodəmrɛxtər] SUBST m

bodemrechter

Zivilrichter m am Amtsgericht

trech·ter <trechter|s> [trɛxtər] SUBST m

trechter

Trichter m

be·rech·ten <berechtte, h. berecht> [bərɛxtə(n)] VERB trans

berechten

aburteilen

lijn·rech·ter <lijnrechter|s> [lɛinrɛxtər] SUBST m

lijnrechter

Linienrichter m

kin·der·rech·ter <kinderrechter|s> [kɪndərɛxtər] SUBST m

kinderrechter

Jugendrichter m