Übersetzungen für „beverrat“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

wa·ter·rat <waterrat|ten> [watərɑt] SUBST f ook übtr

waterrat

Wasserratte f

be·ver <bever|s> [bevər] SUBST m

bever

Biber m

be·ve·rig [bevərəx] ADJ

1. beverig (bibberig):

beverig

zittrig

2. beverig (koortsig):

beverig

fiebrig

be·voor·ra·den <bevoorraadde, h. bevoorraad> [bəvoradə(n)] VERB trans

bevoorraden (leveren aan bijv. winkels)

beliefern

bevoorraden (leveren aan bijv. winkels)

bevorraten form

bevoorraden (een voorraad aanleggen)

mit Vorräten versorgen

bevoorraden (voorraden steeds weer aanvullen)

mit Nachschub versorgen

bevoorraden (met levensmiddelen)

verpflegen

be·ve·lend [bəvelənt] ADJ

bevelend

befehlend

bevelend

gebieterisch

be·vel <bevel|en> [bəvɛl] SUBST nt

1. bevel:

bevel (opdracht)

Befehl m

bevel (in dienstverband, ambtelijk)

Anordnung f

het bevel om te schieten

der Schießbefehl

op bevel van hogerhand

auf höheren Befehl

een rechterlijk bevel

eine richterliche Anordnung

het bevel tot arrestatie

der Haftbefehl

een bevel tot huiszoeking

ein Haussuchungsbefehl

een bevel tot huiszoeking

ein Durchsuchungsbefehl

conform [o. overeenkomstig] het bevel

befehlsgemäß

conform [o. overeenkomstig] het bevel

dem Befehl gemäß

2. bevel (gezag):

bevel

Befehl m

bevel gesch.

Kommando nt

het bevel voeren over een leger

eine Armee befehligen [o. kommandieren]

be·ven <beefde, h. gebeefd> [bevə(n)] VERB intr

1. beven:

beven (rillen: zaken)

(er)beben

beven (rillen: levende wezens)

zittern

een ontploffing deed de huizen beven

eine Detonation ließ die Häuser erbeben

zijn handen beefden

seine Hände zitterten

zijn handen beefden form

seine Hände bebten

beven van kou/angst

vor Kälte/Angst zittern

2. beven (bang zijn):

beven

zittern

be·ve·len <beval, h. bevolen> [bəvelə(n)] VERB trans

bevelen

befehlen

zij beval hem te zwijgen

sie befahl ihm zu schweigen