Übersetzungen für „erdoor“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

er·door [ɛrdor] ADV

1. erdoor (een plaats):

erdoor

(hin)durch

erdoor

(hin)durch-

al regent het nog zo hard, ik moet erdoor

wenn es auch noch so stark regnet, ich muss da durch

2. erdoor (tijd):

erdoor

durch

erdoor

durch-

3. erdoor:

erdoor (oorzaak)

(da)durch

erdoor (logisch subject)

davon

zij werden erdoor verrast (oorzaak)

sie wurden dadurch überrascht

zij werden erdoor verrast (logisch subject)

sie wurden davon überrascht

zich erdoor slaan

sich durchbeißen

Beispielsätze für erdoor

een zieke erdoor slepen

einen Kranken durchschleppen

zijn geld erdoor jagen

sein Geld auf den Kopf hauen

zij werden erdoor verrast (oorzaak)

sie wurden dadurch überrascht

zich erdoor slaan

sich durchbeißen

een wet erdoor weten te krijgen

ein Gesetz durchzubringen wissen

geheel mijn humeur is erdoor bedorven

das hat mir meine ganze Laune verdorben

al regent het nog zo hard, ik moet erdoor

wenn es auch noch so stark regnet, ich muss da durch