Übersetzungen für „gekochter“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·kocht VERB

gekocht volt. deelw. van kopen

Siehe auch: kopen

ko·pen <kocht, h. gekocht> [kopə(n)] VERB trans

kopen

kaufen

bij/van iem kopen

bei/von jdm kaufen

wat koop ik ervoor? übtr

was habe ich davon?

gekochte moordenaars

gekaufte [o. gedungene] Mörder Pl

iems stilzwijgen kopen

sich Dat jds Stillschweigen erkaufen

een treinkaartje kopen

eine Fahrkarte lösen

voor 50 euro waren kopen

für 50 Euro Waren kaufen

zich in een firma kopen

sich in eine Firma einkaufen

er·ach·ter [ɛrɑxtər] ADV

erachter

dahinter

het hek en de tuin erachter

der Zaun und der Garten dahinter

ben je erachter?

verstanden?

erachter komen

dahinterkommen

dát zit erachter

eben das steckt dahinter

hier·ach·ter [hirɑxtər] ADV

hierachter

hierhinter

wat steekt hierachter? übtr

was steckt dahinter?

klein·doch·ter <kleindochter|s> [klɛindɔxtər] SUBST f

kleindochter

Enkelin f

kleindochter

Enkeltochter f

stief·doch·ter <stiefdochter|s> [stivdɔxtər] SUBST f

stiefdochter

Stieftochter f

ge·kor·ven VERB

gekorven volt. deelw. van kerven¹, kerven²

Siehe auch: kerven , kerven

ker·ven² <kerfde/korf, h./i. gekerfd/gekorven> [kɛrvə(n)] VERB intr

1. kerven (snijden):

kerven

kerben

2. kerven (vezelig worden):

kerven

fasern

ker·ven¹ <kerfde/korf, h. gekerfd/gekorven> [kɛrvə(n)] VERB trans

1. kerven (inkepen):

kerven

einschneiden

2. kerven (uitsnijden):

kerven

(ein)kerben

kerven

(ein)schneiden

kerven

einschnitzen

stich·ter <stichter|s> [stɪxtər] SUBST m

1. stichter:

stichter (oprichter)

Gründer m

stichter (van leer, geloof)

Begründer m

2. stichter:

stichter (iem die iets teweegbrengt)

Urheber m

stichter (allgemeen)

Veranlasser m

de stichter van zoveel kwaad

der Urheber von so viel Unheil

3. stichter gesch. (kerkelijk kunstwerk):

stichter

Stifter m

trech·ter <trechter|s> [trɛxtər] SUBST m

trechter

Trichter m

in·rich·ter <inrichter|s> [ɪnrɪxtər] SUBST m belg

inrichter

Organisator m

inrichter

Veranstalter m

op·lich·ter <oplichter|s> [ɔplɪxtər] SUBST m

oplichter

Betrüger m

oplichter

Schwindler m

op·rich·ter <oprichter|s> [ɔprɪxtər] SUBST m

oprichter

Gründer m

op·zich·ter <opzichter|s> [ɔpsɪxtər] SUBST m

1. opzichter (met opzicht belast iem):

opzichter

Aufseher m

opzichter

Wärter m

opzichter

Wächter m

2. opzichter (beambte m.b.t. de bouw(werken)):

opzichter

Bauaufsichtsbeamte(r) m

schuch·ter <schuchtere, schuchterder, schuchterst> [sxʏxtər] ADJ

schuchter

schüchtern

schuchter (sterker)

scheu

schuchter (sterker)

zaghaft

schuchter (sterker)

timid(e) form

schuchter antwoorden

kleinlaut antworten

een schuchtere poging

ein zaghafter [o. schüchterner] Versuch

links·ach·ter <linksachter|s> [lɪŋksɑxtər] SUBST m

linksachter

linke(r) Verteidiger m

ge·kos·tu·meerd [ɣəkɔstymert] ADJ

gekostumeerd

kostümiert

het gekostumeerd bal

der Kostümball

bos·wach·ter <boswachter|s> [bɔswɑxtər] SUBST m

boswachter

Förster m

boswachter

Forstmann m

daar·ach·ter [darɑxtər] ADV

1. daarachter (achter die plaats):

daarachter

dahinter

daarachter kroop hij weg

dahinter versteckte er sich

2. daarachter (achter die zaak, kwestie):

daarachter

dahinter

wat zou daarachter steken?

was mag (wohl) dahinter stecken?

3. daarachter (daarginds):

daarachter

dahinten

daarachter

dort hinten

waar·ach·ter [warɑxtər] ADV

waarachter (vragend)

wohinter?

waarachter (betrekkelijk)

hinter +Dat o Akk

waarachter (betrekkelijk)

wohinter

rechts·ach·ter <rechtsachter|s> [rɛxtsɑxtər] SUBST m SPORT

rechtsachter

rechte(r) Verteidiger m

jeugd·rech·ter <jeugdrechter|s> [jøxtrɛxtər] SUBST m belg

jeugdrechter

Jugendrichter m