Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „jetlag“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

vet·laag: Nomen
ge·lag: Nomen
be·klag: Nomen
be·slag: Nomen
nek·slag: Nomen
ont·slag: Nomen
toe·slag: Nomen
uit·slag: Nomen
ver·slag: Nomen
zee·slag: Nomen
meet·lat: Nomen
Let·land: Nomen
jet·ski: Nomen
af·slag: Nomen
in·slag: Nomen
om·slag: Nomen
op·slag: Nomen
jet: Nomen

Meintest du vielleicht: vetlaag , beslag , beklag , gelag , Letland , meetlat , zeeslag , verslag , uitslag , toeslag , ontslag , nekslag , jet , opslag , omslag , inslag , afslag und jetski

vet·laag <vet|lagen> [vɛtlax] SUBST f

vetlaag (zeer dun)

ge·lag <gelag|en> [ɣəlɑx] SUBST nt

1. gelag (vertering, spijs en drank):

Zeche f ugs

het gelag moeten betalen

die Rechnung bezahlen müssen

het gelag moeten betalen übtr

die Zeche (be)zahlen müssen ugs

2. gelag (eet- en drinkpartij):

Gelage nt ugs

een hard gelag

ein schweres Los

be·klag [bəklɑx] SUBST nt geen Pl

Klage f

zijn beklag doen

sich beschweren

be·slag <beslag|en> [bəslɑx] SUBST nt

1. beslag (deeg):

2. beslag (metalen belegsel):

3. beslag (gebruik, bezit):

Beschlag kein Pl

iets in beslag nemen

etw beschlagnahmen

iets in beslag nemen

etw in Beschlag nehmen

iems aandacht in beslag nemen

jds Aufmerksamkeit beanspruchen

beslag leggen op iets

etw beschlagnahmen

beslag leggen op iem

jdn in Anspruch nehmen

4. beslag jur.:

Arrest m

beslag leggen op iems salaris

jds Gehalt pfänden

op de gestolen goederen werd beslag gelegd

das Diebesgut wurde sichergestellt

zijn beslag krijgen

zum Abschluss gelangen

zijn beslag krijgen

nek·slag <nekslag|en> [nɛkslɑx] SUBST m

dat heeft hem de nekslag gegeven übtr

das hat ihm den Rest gegeben

ont·slag <ontslag|en> [ɔntslɑx] SUBST nt

1. ontslag:

ontslag (beëindiging van het dienstverband)

ontslag (beëindiging van het dienstverband)

ontslag (bij officier, hoge ambtenaar)

Verabschiedung f

eervol ontslag

eine ehrenvolle Entlassung

iem zijn ontslag geven

iem zijn ontslag geven

ontslag nemen

2. ontslag (verzoek, verklaring):

de minister bood zijn ontslag aan

der Minister bot seinen Rücktritt an

3. ontslag (het vrijlaten uit iems macht):

ontslag uit een inrichting

Entlassung aus einer Anstalt

4. ontslag:

ontslag (vrijstelling)

ontslag (vrijstelling van werk)

toe·slag <toeslag|en> [tuslɑx] SUBST m

toeslag (loon, uitkering e.d. ook)

Zulage f

uit·slag <uitslag|en> [œytslɑx] SUBST m

1. uitslag:

uitslag (op huid)

uitslag (vocht bij voorwerpen)

uitslag (schimmel)

2. uitslag:

uitslag (afloop: resultaat)

Ergebnis nt

uitslag (afloop: diagnose, bevinding)

Befund m

de uitslag van de verkiezingen

der Ausgang [o. das Ergebnis] der Wahlen

3. uitslag (wijzer):

4. uitslag (het uitslaan) SPORT:

ver·slag <verslag|en> [vərslɑx] SUBST nt

Bericht m

verslag geven [o. uitbrengen ] [o. doen ]

Bericht erstatten

de verslagen van de kamerzittingen (notulen)

die Protokolle der Parlamentssitzungen

verslag van de toestand van de geldmiddelen

Bericht über die Lage der Finanzen

zee·slag <zeeslag|en> [zeslɑx] SUBST m

1. zeeslag (zeegevecht):

2. zeeslag (spel):

Schiffeversenken nt

meet·lat <meetlat|ten> [metlɑt] SUBST f

Let·land [lɛtlɑnd] SUBST nt geen Pl

Lettland nt

jet·ski® <jetski|'s> [dʒɛtski] SUBST m

Wassermotorrad nt

Jet-Ski m

af·slag <afslag|en> [ɑfslɑx] SUBST m

1. afslag:

afslag (afrit)

afslag (autosnelweg)

de afslag naar de Van Brienenoordbrug

die Abzweigung zur Van-Brienenoord-Brücke

2. afslag:

afslag (vermindering)

afslag (van prijs)

Senkung f

3. afslag (openbare verkoping):

bij afslag veilen

im Abschlag versteigern

4. afslag (verkoopplaats):

Versteigerung f

Auktion f

naar de afslag gaan

zur Auktion gehen

5. afslag (het wegspoelen):

Abbruch m

in·slag <inslag|en> [ɪnslɑx] SUBST m

1. inslag (inweefsel):

Schuss m

2. inslag (ingeslagen deel):

3. inslag (het met een slag doordringen):

4. inslag:

inslag (waren)

inslag (brandstoffen, massagoederen)

Bunkern nt

om·slag¹ [ɔmslɑx] SUBST m geen Pl

1. omslag (verandering):

een omslag in de onderlinge verhouding

ein Wandel der gegenseitigen Beziehungen

2. omslag (drukte, omhaal):

Umstand m meist Pl

zonder omslag

ohne viel Umstände

3. omslag (omhaal van woorden):

Umschweif m meist Pl

zonder omslag

ohne Umschweife

4. omslag (verdeling):

de omslag van de kosten

die Umlegung der Kosten

5. omslag (belasting):

Umlage f

op·slag <opslag|en> [ɔpslɑx] SUBST m

1. opslag (geldsom):

2. opslag SPORT:

3. opslag (het opslaan van goederen):

Lagern nt

4. opslag (plaats):

Lager nt

Magazin nt

5. opslag muz.:

Auftakt m

jet <jet|s> [dʒɛt] SUBST m

jet

Jet m

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski