Übersetzungen für „keuken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

keu·ken <keuken|s> [køkə(n)] SUBST f

keuken

Küche f

een centrale keuken

eine Gemeinschaftsküche

de fijne/Franse keuken

die feine/französische Küche

in de keuken bezig zijn

am Herd stehen

ergens in de keuken kijken

irgendwo hinter die Kulissen schauen

huis-tuin-en-keu·ken- [hœystœynɛŋkøkə(n)]

huis-tuin-en-keuken-

Feld-Wald-und-Wiesen-

Beispielsätze für keuken

een centrale keuken

eine Gemeinschaftsküche

de fijne/Franse keuken

die feine/französische Küche

de fijne keuken

die feine Küche

een vieze keuken

eine schmutzige Küche

in de keuken bezig zijn

am Herd stehen

ergens in de keuken kijken

irgendwo hinter die Kulissen schauen

een keuken voor gezamenlijk gebruik

eine Gemeinschaftsküche

kamers met gemeenschappelijk gebruik van keuken

Zimmer mit Küchenbenutzung

kan die kat geen kwaad in de keuken?

kann die Katze in der Küche nichts anstellen?

de keuken ziet er niet zo fris uit

die Küche sieht nicht gerade sauber aus