Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „peinlicher“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

in·lich·ten: Verb
ne·on·licht: Nomen
pein·zen: Verb
ge·sja·cher: Nomen
pei·len: Verb
pei·ling: Nomen
peig·noir: Nomen
zon·licht: Nomen
maan·licht: Nomen
te·gen·licht: Nomen
in·lij·ven: Verb
la·cher: Nomen
po·cher: Nomen

Meintest du vielleicht: neonlicht , inlichten , pocher , lacher , inlijven , tegenlicht , maanlicht , zonlicht , peignoir , peiling , peilen , gesjacher und peinzen

in·lich·ten <lichtte in, h. ingelicht> [ɪnlɪxtə(n)] VERB trans

inlichten (opheldering verschaffen)

inlichten (op de hoogte brengen)

benachrichtigen

inlichten (op de hoogte brengen)

uit welingelichte bron vernemen wij …

von gut unterrichteter Seite erfahren wir …

de bevolking over de gevaren inlichten

die Bevölkerung über die Gefahren aufklären [o. informieren]

de politie inlichten

die Polizei benachrichtigen

ne·on·licht [nejɔnlɪxt] SUBST nt geen Pl

pein·zen <peinsde, h. gepeinsd> [pɛinzə(n)] VERB intr

1. peinzen (denken) + over:

nachdenken über +Akk

hij peinst er niet over

er denkt nicht (im Entferntesten) daran

hij peinst zich suf over een oplossing

er zerbricht sich den Kopf über eine Lösung

2. peinzen (diep nadenken):

peinzend stond hij daar

grübelnd stand er da

3. peinzen (zinnen op) + op:

sinnen auf +Akk

ge·sja·cher [ɣəʃɑxər] SUBST nt geen Pl

Schacherei f ugs

Geschacher nt ugs

Feilscherei f ugs

pei·len <peilde, h. gepeild> [pɛilə(n)] VERB trans

1. peilen (hoogte, diepte bepalen):

loten

de diepte van een kanaal peilen

die Tiefe eines Kanals ausloten

2. peilen (plaats bepalen):

een vuurtoren peilen

einen Leuchtturm anpeilen

3. peilen (alcoholgehalte vaststellen):

den Alkoholgehalt bestimmen

4. peilen übtr:

iems bedoelingen peilen

jds Absichten ergründen

de stemming peilen

die Stimmung sondieren

pei·ling <peiling|en> [pɛilɪŋ] SUBST f

1. peiling (hoogte-, dieptebepaling):

(Aus)lotung f

2. peiling (plaatsbepaling):

Peilung f

Ortung f

iets/iem in de peiling hebben [o. krijgen] übtr (in de gaten krijgen)

etw/jdn anpeilen

iets/iem in de peiling hebben [o. krijgen] (doorzien)

etw/jdn durchschauen

3. peiling (vaststelling van het alcoholgehalte):

Bestimmung f des Alkoholgehaltes

peig·noir <peignoir|s> [pɛɲwar, pɛinwar] SUBST m

zon·licht [zɔnlɪxt] SUBST nt geen Pl

iets in het zonlicht houden

etw gegen das Licht halten

het zonlicht niet kunnen velen übtr (van zaken)

maan·licht [manlɪxt] SUBST nt geen Pl

te·gen·licht [teɣə(n)lɪxt] SUBST nt geen Pl

in·lij·ven <lijfde in, h. ingelijfd> [ɪnlɛivə(n)] VERB trans

1. inlijven (personen):

een soldaat bij het leger inlijven

einen Soldaten in das Heer eingliedern

2. inlijven (grondgebied):

de staat lijfde het gebied in

der Staat annektierte das Gebiet

3. inlijven (zaken):

een zaak in een groter geheel inlijven

etw in ein größeres Ganzes eingliedern

la·cher <lacher|s> [lɑxər] SUBST m

de lachers op zijn hand hebben

die Lacher auf seiner Seite haben

po·cher <pocher|s> [pɔxər] SUBST m

Prahler m

Angeber m

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski