Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „seltensten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

wel·te·rus·ten: Interjektion
be·las·ten: Verb
be·mes·ten: Verb
be·tas·ten: Verb
ge·las·ten: Verb
be·twis·ten: Verb
dui·vels·kun·sten: Nomen
sa·men·smel·ten: Verb
af·las·ten: Verb
af·tas·ten: Verb
al·bas·ten: Adjektiv und Adverb
ba·tis·ten: Adjektiv und Adverb
be·oos·ten: Präposition
be·rus·ten: Verb
proes·ten: Verb
aan·tas·ten: Verb
ge·bar·sten: Verb
in·lijs·ten: Verb
mis·tas·ten: Verb
om·lijs·ten: Verb

Meintest du vielleicht: welterusten , betwisten , gelasten , betasten , bemesten , belasten , ontlasten , omlijsten , mistasten , inlijsten , gebarsten , aantasten , proesten , berusten , beoosten , batisten , albasten , aftasten , aflasten , samensmelten und duivelskunsten

wel·te·rus·ten [wɛltərʏstə(n)] INTERJ

welterusten

iem welterusten wensen

(zu) jdm Gute Nacht sagen

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VERB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

de leidingen zijn te zwaar belasten

die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

zich belasten met iets

etw auf sich Akk nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

mit Steuern belegen

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VERB trans

bemesten (met mest ook)

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VERB trans

1. betasten (bevoelen):

2. betasten med.:

ge·las·ten <gelastte, h. gelast> [ɣəlɑstə(n)] VERB trans

gelasten (persoonlijk bevel)

gelasten (iem een opdracht geven)

gelasten (opdracht geven tot iets)

een onderzoek gelasten

eine Untersuchung anordnen

be·twis·ten <betwistte, h. betwist> [bətwɪstə(n)] VERB trans

1. betwisten (over het bezit strijden):

streitig machen

hij betwistte mij mijn aandeel

er machte mir meinen Anteil streitig

een betwist gebied

ein umstrittenes Gebiet

2. betwisten (tegenspreken):

betwisten jur.

de betwiste punten

die strittigen Punkte

3. betwisten:

betwisten (ontzeggen)

betwisten (recht)

betwisten (toegang)

dui·vels·kun·sten [dœyvəlskʏnstə(n)] SUBST Pl

duivelskunsten

Zauberkünste Pl

sa·men·smel·ten¹ <smolt samen, h. samengesmolten> [samə(n)smɛltə(n)] VERB trans

samensmelten

zusammenschmelzen

af·las·ten VERB trans

aflasten → afgelasten

Siehe auch: afgelasten

af·ge·las·ten <gelastte af, h. afgelast> VERB trans

af·tas·ten <tastte af, h. afgetast> [ɑftɑstə(n)] VERB trans

al·bas·ten [ɑlbɑstə(n)] ADJ

ba·tis·ten [batɪstə(n)] ADJ attr

Batist-

batist-

een batisten bloes

eine Batistbluse

be·oos·ten [bəostə(n)] PRÄP

östlich +Gen

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VERB intr

1. berusten (steunen op):

fußen auf +Dat

nergens op berusten

jeder Grundlage Gen entbehren

2. berusten (zich schikken in):

sich ergeben in +Akk

sich abfinden mit

ze berusten in hun verlies

sie fügen [o. ergeben] sich in ihren Verlust

3. berusten (in bezit zijn van):

in Verwahrung sein

hinterlegt sein

proes·ten <proestte, h. geproest> [prustə(n)] VERB intr

1. proesten (niezen):

2. proesten (snuivend blazen; in lachen uitbarsten):

proesten van het lachen

prusten vor Lachen

aan·tas·ten <tastte aan, h. aangetast> [antɑstə(n)] VERB trans

ge·bar·sten VERB

gebarsten → barsten

Siehe auch: barsten

bar·sten <barstte, i. gebarsten> [bɑrstə(n)] VERB intr

1. barsten form:

barsten (scheuren, splijten)

barsten (scheuren)

barsten (glas enz.)

tot barstens toe vol übtr

2. barsten (uit elkaar springen):

barsten form

barsten form

de bom is gebarsten ook übtr

die Bombe ist geplatzt

barstende hoofdpijn

rasende(n) [o. bohrende(n)] Kopfschmerzen nt

iem laten barsten ugs

jdn ganz schön sitzen lassen

zich te barsten lachen ugs

vor Lachen bersten [o. platzen]

het barst hier van de cafés ugs

es gibt hier massenhaft Kneipen

ik barst van nieuwsgierigheid

ich platze vor Neugier

barst! übtr

du kannst mir den Buckel runterrutschen!

in·lijs·ten <lijstte in, h. ingelijst> [ɪnlɛistə(n)] VERB trans

mis·tas·ten <tastte mis, h. misgetast> [mɪstɑstə(n)] VERB intr

om·lijs·ten <omlijstte, h. omlijst> [ɔmlɛistə(n)] VERB trans

met muziek omlijst

mit Musik umrahmt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski