Niederländisch » Deutsch

sof·tie <softie|s> [sɔfti] SUBST m ugs

soft·ijs [sɔftɛis] SUBST nt geen Pl

spor·tief <sportieve, sportiever, sportiefst> [spɔrtif] ADJ

2. sportief (van sport houdend):

stor·ting <storting|en> [stɔrtɪŋ] SUBST f

1. storting (het afdragen van geld):

2. storting (neerwerpen: zand, afval enz.):

Kippen nt

voor·tijd <voortijd|en> [vortɛit] SUBST m

be·har·ti·gen <behartigde, h. behartigd> [bəhɑrtəɣə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski