Niederländisch » Deutsch

weg·ren·nen <rende weg, i. weggerend> [wɛxrɛnə(n)] VERB intr

weg·rui·men <ruimde weg, h. weggeruimd> [wɛxrœymə(n)] VERB trans

ver·ei·sen <vereiste, h. vereist> [vərɛisə(n)] VERB trans

weg·ra·ken <raakte weg, i. weggeraakt> [wɛxrakə(n)] VERB intr

1. wegraken (bewustzijn):

2. wegraken (zoekraken):

weg·rij·den2 <reed weg, h. weggereden> [wɛxrɛidə(n)] VERB trans (vervoeren)

weg·rot·ten <rotte weg, i. weggerot> [wɛxrɔtə(n)] VERB intr

weg·ruk·ken <rukte weg, h. weggerukt> [wɛxrʏkə(n)] VERB trans

be·krui·sen <bekruiste zich, h. zich bekruist> [bəkrœysə(n)] VERB wk ww

bekruisen zich bekruisen:


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski