Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „wiederholten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: iedereen , onderhouden , onverholen , keelholte , beenholte , onderhoudend , wiegelied , okselholte , knieholte , wieden und gesmolten

been·hol·te <beenholte|n, beenholte|s> [benhɔltə] SUBST f

Knochenhöhle f

keel·hol·te <keelholte|n, keelholte|s> [kelhɔltə] SUBST f

Rachen m

on·ver·ho·len [ɔnvərholə(n)] ADJ

offen

on·der·ˈhou·den² <onderhield, h. onderhouden> [ɔndərhɑudə(n)] VERB trans

1. onderhouden (iets onder het oog brengen):

onderhouden

iem over iets onderhouden

jdn auf etw Akk ansprechen

2. onderhouden (laten voortduren):

onderhouden

een contact onderhouden

einen Kontakt pflegen

een vuur onderhouden

ein Feuer unterhalten

3. onderhouden:

onderhouden (in stand houden)

onderhouden (in stand houden)

onderhouden (tuin)

onderhouden (machine)

de boswachter onderhoudt het bos

der Förster hegt den Wald

een oud huis onderhouden

ein altes Haus instand halten

zijn spullen onderhouden

seine Sachen versorgen

4. onderhouden (verzorgen):

onderhouden

onderhouden

onderhouden

een gezin onderhouden

eine Familie ernähren

5. onderhouden (aangenaam bezighouden):

onderhouden

onderhouden

ie·der·een [idəren] PRON unbest Pron

jeder

alle

iedereen een hand geven

jedem die Hand geben

iedereen kent er iedereen

jeder kennt jeden

ten aanschouwen van iedereen

in aller Öffentlichkeit

ge·smol·ten VERB

gesmolten volt. deelw. van smelten¹, smelten²

Siehe auch: smelten , smelten

smel·ten² <smolt, h. gesmolten> [smɛltə(n)] VERB trans

1. smelten:

smelten (vloeibaar maken)

smelten (boter, vet)

boter smelten in de koekenpan

Butter in der Pfanne zerlassen

ijzer/zilver smelten

Eisen/Silber schmelzen

2. smelten (laten fijnkoken):

zerkochen (lassen)

smel·ten¹ <smolt, i. gesmolten> [smɛltə(n)] VERB intr

1. smelten (vloeibaar worden; slinken):

smelten ook übtr

smelten als sneeuw voor de zon

wie Schnee an der Sonne schmelzen

iems hart doen smelten

jds Herz erweichen

zijn hart smolt

ihm schmolz das Herz

het smelten van de sneeuw

die Schneeschmelze

zijn ogen smolten in tranen

seine Augen ertranken in Tränen

smelten van de hitte übtr

vor Hitze Dat umkommen

2. smelten (oplossen):

suiker smelt in water

Zucker schmilzt in Wasser Dat

die perziken smelten op de tong

diese Pfirsiche zergehen auf der Zunge

smeltende kleuren

ineinanderfließende Farben Pl

wie·den <wiedde, h. gewied> [widə(n)] VERB trans

knie·hol·te <knieholte|n, knieholte|s> [knihɔltə] SUBST f

ok·sel·hol·te [ɔksəlhɔltə] SUBST f geen Pl

wie·ge·lied <wiegelied|eren> [wiɣəlit] SUBST nt

wiegelied (slaaplied)

on·der·hou·dend <onderhoudende, onderhoudender, onderhoudendst> [ɔndərhɑudənt] ADJ

onderhoudend

onderhoudend

kurzweilig form

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski