Übersetzungen für „kaping“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈCam·ping <Campings> [ˈkɛmpɪŋ] SUBST nt kein Pl

Camping

het kamperen

Camping

camping

zum Camping fahren

gaan kamperen

ˈDo·ping <Dopings, Dopings> [ˈdɔpɪŋ, ˈdoːpɪŋ] SUBST nt SPORT

Doping

doping

ˈLoo·ping <Loopings, Loopings> [ˈluːpɪŋ] SUBST m nt nt AERO

Looping

looping

ka·ˈputt [kaˈpʊt] ADJ

1. kaputt:

kaputt (beschädigt)

kapot

kaputt (defekt)

stuk

kaputt (defekt)

defect

was ist denn kaputt? ugs übtr

wat is er aan de hand?

bei ihm ist was kaputt ugs übtr

hij is niet goed snik

2. kaputt (erschöpft):

kaputt

kapot

kaputt

doodop

kaputt

bekaf

3. kaputt ugs (ruiniert):

kaputt

failliet

kaputt

geruïneerd

ˈka·pern [ˈkaːpɐn] VERB trans

1. kapern HIST:

kapern

kapen

2. kapern ugs übtr:

kapern

(weg)kapen

kapern

zich meester maken van

kapern

aan de haak slaan

ˈkap·pen [ˈkapn̩] VERB trans

1. kappen (durchtrennen):

kappen

doorhakken

kappen

doorsnijden

kappen

kappen

2. kappen (stutzen):

kappen

(af)toppen ook fig.

kappen

snoeien

3. kappen (kastrieren):

kappen

snijden

kappen

castreren

4. kappen (von einem Hahn):

kappen

treden

kappen

bespringen

5. kappen ugs (packen, fassen):

kappen

pakken

kappen

vatten

ge·ˈring [gəˈrɪŋ] ADJ

1. gering (unerheblich, unbedeutend):

gering

gering

gering

weinig

gering

klein

kein Geringerer als er

niem minder dan hij

in gering(er)em Grade

in mindere mate

nicht im Geringsten

niet in het minst

nicht im Geringsten

helemaal niet

nicht die geringste Lust

niet de minste zin [o. lust]

nicht das Geringste tun

helemaal niets doen

nicht das Geringste tun

geen klap doen [o. uitvoeren]

2. gering (niedrig):

gering

laag

gering

gering

jdn gering schätzen/achten

iem minachten/geringschatten

ˈHe·ring <Herings, Heringe> [ˈheːrɪŋ] SUBST m

1. Hering (Fisch):

Hering

haring

2. Hering ugs übtr (Zeltpflock):

Hering

lange slungel

ˈUn·ding SUBST nt

Unding

onding nt

Unding übtr a.

waanzin

ˈOu·ting <Outings> [ˈ͜autɪŋ] SUBST nt kein Pl

1. Outing ugs (z. B. von der eigenen Sexualität):

Outing

het (in het openbaar) bekendmaken

Outing

outing

2. Outing (z. B. wenn die eigene Sexualität bekannt wird):

Outing

het uitkomen

Outing

coming-out

ˈRe·ling <Reling, Relinge[o. Relings] > [ˈreːlɪŋ] SUBST f meist Sg

Reling

reling

Reling

verschansing

ka·ˈpie·ren [kaˈpiːrən] VERB trans ugs

kapieren

snappen

kapieren

doorhebben

ka·pil·ˈlar [kapɪˈlaːɐ̯] ADJ

kapillar BIO, MED, PHYS

capillair