Niederländisch » Deutsch

rond·ko·men <kwam rond, i. rondgekomen> [rɔntkomə(n)] VERB intr

in·pom·pen <pompte in, h. ingepompt> [ɪmpɔmpə(n)] VERB trans

1. inpompen (iem iets leren):

2. inpompen (d.m.v. een pomp inbrengen):

(hin)einpumpen in +Akk

op·pom·pen <pompte op, h. opgepompt> [ɔpɔmpə(n)] VERB trans

1. oppompen (volpompen met lucht):

aufpusten ugs

2. oppompen (in de hoogte pompen):

vol·pom·pen <pompte vol, h. volgepompt> [vɔlpɔmpə(n)] VERB trans

rond·tol·len1 [rɔntɔlə(n)] VERB trans (als een tol doen ronddraaien)

uit·pom·pen <pompte uit, h. uitgepompt> [œytpɔmpə(n)] VERB trans

leeg·pom·pen <pompte leeg, h. leeggepompt> [lexpɔmpə(n)] VERB trans

rond·de·len <deelde rond, h. rondgedeeld> [rɔndelə(n)] VERB trans

rond·wa·ren <waarde rond, h. rondgewaard> [rɔntwarə(n)] VERB intr

1. rondwaren (spoken):

rond·rij·den2 <reed rond, h./i. rondgereden> [rɔntrɛidə(n)] VERB trans (met een voertuig rondleiden)

rond·dan·sen <danste rond, h. rondgedanst> [rɔndɑnsə(n)] VERB intr

rond·han·gen <hing rond, h. rondgehangen> [rɔnthɑŋə(n)] VERB intr

rond·kij·ken <keek rond, h. rondgekeken> [rɔntkɛikə(n)] VERB intr

rond·lei·den <leidde rond, h. rondgeleid> [rɔntlɛidə(n)] VERB trans

rond·neu·zen <neusde rond, h. rondgeneusd> [rɔntnøzə(n)] VERB intr

rond·bren·gen <bracht rond, h. rondgebracht> [rɔndbrɛŋə(n)] VERB trans

rond·punt <rondpunt|en> [rɔntpʏnt] SUBST nt belg


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski