Niederländisch » Deutsch

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VERB wk ww zich gedragen

mee·dra·gen <droeg mee, h. meegedragen> [medraɣə(n)] VERB trans

breed·te·graad <breedte|graden> [bretəɣrat] SUBST m

be·dra·gen <bedroeg, h. bedragen> [bədraɣə(n)] VERB intr

breed·den·kend [bredɛŋkənt] ADJ

breed·spra·kig <breedsprakige, breedsprakiger, breedsprakigst> [bretsprakəx] ADJ

breed·voe·rig <breedvoerige, breedvoeriger, breedvoerigst> [bretfurəx] ADJ

toe·dra·gen1 <droeg toe, h. toegedragen> [tudraɣə(n)] VERB trans (koesteren jegens)

bij·dra·gen <droeg bij, h. bijgedragen> [bɛidraɣə(n)] VERB trans

2. bijdragen (bevorderlijk zijn voor):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski