Niederländisch » Deutsch

op·roer·kraai·er <oproerkraaier|s> [ɔprurkrajər] SUBST m

rad·draai·er <raddraaier|s> [rɑdrajər] SUBST m

or·gel·spe·ler SUBST m

orgelspeler → organist

Siehe auch: organist

or·ga·nist <organist|en> [ɔrɣanɪst] SUBST m

cir·kel·maai·er <cirkelmaaier|s> [sɪrkəlmajər] SUBST m

ar·moed·zaai·er <armoedzaaier|s> [ɑrmutsajər] SUBST m

om·draai·en1 <draaide om, i. omgedraaid> [ɔmdrajə(n)] VERB intr

2. omdraaien (om zijn as draaien):

4. omdraaien übtr (van mening veranderen):

schroe·ven·draai·er <schroevendraaier|s> [sxruvə(n)drajər] SUBST m

or·gel·man <orgelman|nen> [ɔrɣəlmɑn] SUBST m

gras·maai·er <grasmaaier|s> [ɣrɑsmajər] SUBST m

pie·re·waai·er <pierewaaier|s> [pirəwajər] SUBST m

on·rust·zaai·er SUBST m

onrustzaaier → onruststoker

Siehe auch: onruststoker

on·rust·sto·ker <onruststoker|s> [ɔnrʏstokər] SUBST m

ma·ten·naai·er <matennaaier|s> [matənajər] SUBST m ugs

voel·draad SUBST m

voeldraad → voelhoorn

Siehe auch: voelhoorn

voel·hoorn <voelhoorn|s> [vulhorn] SUBST m

meel·draad <meel|draden> [meldrat] SUBST m plantk.

af·draai·en1 <draaide af, h. afgedraaid> [ɑvdrajə(n)] VERB trans

in·draai·en1 <draaide in, h. ingedraaid> [ɪndrajə(n)] VERB trans

1. indraaien (door draaien in iets brengen):

aan·draai·en <draaide aan, h. aangedraaid> [andrajə(n)] VERB trans

1. aandraaien (vaster draaien):

2. aandraaien (in werking zetten):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski