Niederländisch » Deutsch

mee·vra·gen <vroeg mee, h. meegevraagd> [mevraɣə(n)] VERB trans

1. meevragen (vragen mee te gaan):

2. meevragen (uitnodigen):

mee·dra·gen <droeg mee, h. meegedragen> [medraɣə(n)] VERB trans

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VERB wk ww zich gedragen

weg·dra·gen <droeg weg, h. weggedragen> [wɛɣdraɣə(n)] VERB trans

1. wegdragen (dragend verwijderen):

ze·ge·krans <zegekrans|en> [zeɣəkrɑns] SUBST m

be·dra·gen <bedroeg, h. bedragen> [bədraɣə(n)] VERB intr

uit·dra·gen <droeg uit, h. uitgedragen> [œydraɣə(n)] VERB trans

uit·vra·gen <vraagde uit/vroeg uit, h. uitgevraagd> [œytfraɣə(n)] VERB trans

mis·dra·gen <misdroeg zich, h. zich misdragen> [mɪzdraɣə(n)] VERB wk ww

misdragen zich misdragen:

ver·dra·gen <verdroeg, h. verdragen> [vərdraɣə(n)] VERB trans

toe·dra·gen1 <droeg toe, h. toegedragen> [tudraɣə(n)] VERB trans (koesteren jegens)

ver·tra·gen1 <vertraagde, h. vertraagd> [vərtraɣə(n)] VERB trans

1. vertragen (trager maken):

over·dra·gen <droeg over, h. overgedragen> [ovərdraɣə(n)] VERB trans

1. overdragen (overbrengen):

3. overdragen (overboeken):

te·rug·vra·gen <vraagde terug/vroeg terug, h. teruggevraagd> [tərʏxfraɣə(n)] VERB trans

1. terugvragen (vragen iets terug te geven):

2. terugvragen (uitnodigen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski