Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Verbs“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: verbod , verte , verre , veraf , verst , veren , verbond , verborg , verbood , verband und verbaal

ver·bod <verbod|en> [vərbɔt] SUBST nt

Verbot nt

verbod (sport; embargo)

Sperre f

een verbod opgelegd krijgen

mit einem Verbot belegt werden

een verbod uitvaardigen

ein Verbot erlassen

verbod van de invoer/uitvoer

Einfuhr-/Ausfuhrsperre f

ve·ren¹ [verə(n)] ADJ attr

Feder-

een veren kussen

ein Federkissen

verst² [vɛrst] ADV

1. verst (afstand, ruimte):

2. verst (ver weg):

ver·af [vɛrɑf] ADV

1. veraf (ver verwijderd):

weit

fern

een bril voor veraf/dichtbij

eine Brille für die Ferne/Nähe

2. veraf (ver in de toekomst):

weit

fern

ver·re [vɛrə] ADV

1. verre (allesbehalve):

überhaupt nicht

alles andere als

hij is verre van knap

er ist alles andere als schön

het is verre van eenvoudig

es ist überhaupt nicht einfach

2. verre (ver):

fern

weit

van verre komen

von weit her kommen

ik zag ze al van verre

ich sah sie schon von weitem

de begroting verre te boven gaan

den Etat weit übersteigen

ver·te <verte|n, verte|s> [vɛrtə] SUBST f

Ferne f

verte (uitgestrektheid)

Weite f

in/uit de verte

in/aus der Ferne

het lijkt er in de verte op übtr

es hat damit eine entfernte Ähnlichkeit

ik denk er in de verste verte niet aan übtr

ich denke nicht im Entferntesten daran

ver·baal³ [vɛrbal] ADJ (mondeling)

verbaal ook taalk.

ver·band <verband|en> [vərbɑnt] SUBST nt

1. verband (zwachtel, windsel):

Verband m

Binde f

een verband aanleggen

einen Verband anlegen

zijn arm in een verband dragen

seinen Arm in einer Binde tragen

2. verband (samenhang):

in verband met

im Zusammenhang mit

in dit verband wil ik nog opmerken …

in diesem Zusammenhang möchte ich noch bemerken …

iets uit zijn verband rukken

etw aus dem Zusammenhang reißen

3. verband (betrekking, contact):

≈ Rahmen m

in Europees verband

in europäischem Rahmen

4. verband (verbintenis):

Vertrag m

ver·bood VERB

verbood 3. Pers Sg Imperf van verbieden

Siehe auch: verbieden

ver·bie·den <verbood, h. verboden> [vərbidə(n)] VERB trans

verbieden (niet toestaan)

de handel verbieden

den Handel sperren

iem het roken verbieden

jdm das Rauchen verbieten [o. untersagen]

iem de toegang verbieden

jdm den Zutritt verwehren

ver·borg VERB

verborg 3. Pers Sg Imperf van verbergen

Siehe auch: verbergen

ver·ber·gen <verborg, h. verborgen> [vərbɛrɣə(n)] VERB trans

1. verbergen (verstoppen):

zich achter iem verbergen übtr

sich hinter jdm verstecken

iets voor iem verbergen

etw vor jdm verbergen

2. verbergen (achterhouden):

iets/niets te verbergen hebben

etw/nichts zu verheimlichen [o. verbergen] haben

ver·bond¹ <verbond|en> [vərbɔnt] SUBST nt

1. verbond (verdrag):

Bündnis nt

een verbond sluiten

ein Bündnis schließen

2. verbond (vereniging):

Bund m

Verband m

3. verbond rel.:

Bund m

de ark des verbonds

het Oude en het Nieuwe Verbond

der Alte und der Neue Bund

4. verbond (vereniging van politieke machten):

Bund m

Bündnis nt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski