Übersetzungen für „Wattwanderer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

at·ten·de·ren <attendeerde, h. geattendeerd> [ɑtɛnderə(n)] VERB trans

attenderen

hinweisen

attenderen

aufmerksam machen

wat·te·ren <watteerde, h. gewatteerd> [wɑterə(n)] VERB trans

watteren

(aus)wattieren

wa·ter·lan·ders [watərlɑndərs] SUBST

waterlanders Pl scherzh:

waterlanders

Tränen Pl

ga·ran·de·ren <garandeerde, h. gegarandeerd> [ɣarɑnderə(n)] VERB trans

garanderen

verbürgen

garanderen

gewährleisten

garanderen

garantieren

gegarandeerd echt goud

garantiert echtes Gold

dat garandeer ik je

das garantiere ich dir

wij garanderen goede kwaliteit

wir garantieren für gute Qualität

mar·chan·de·ren <marchandeerde, h. gemarchandeerd> [mɑrʃɑnderə(n)] VERB intr

marchanderen

feilschen

wa·ter·tan·den <watertandde, h. gewatertand> [watərtɑndə(n)] VERB intr

dit vooruitzicht deed hem watertanden

diese Aussicht versetzte ihn in Begeisterung

die vruchten doen mij watertanden

diese Früchte machen mir den Mund wäss(e)rig

dat is om van te watertanden

da läuft einem das Wasser im Munde zusammen

scan·de·ren <scandeerde, h. gescandeerd> [skɑnderə(n)] VERB trans

scanderen

skandieren

leuzen scanderen

Parolen skandieren

ex·pan·de·ren <expandeerde, i. geëxpandeerd> [ɛkspɑnderə(n)] VERB intr

expanderen

expandieren

expanderen nat., techn.

sich ausdehnen

ver·an·de·ren¹ <veranderde, h. veranderd> [vərɑndərə(n)] VERB trans

1. veranderen:

veranderen (wijzigen)

(ver)ändern

veranderen (een beetje, in delen)

abändern

de naam veranderen van de firma

die Firma umbenennen

2. veranderen:

veranderen (in het genoemde overbrengen)

verwandeln

veranderen (allgemeen)

umwandeln

water in wijn veranderen

Wasser in Wein verwandeln

een 0 in een 8 veranderen

eine 0 in eine 8 umwandeln

Vlaan·de·ren [vlandərə(n)] SUBST nt geen Pl

Vlaanderen

Flandern nt

wa·te·ren¹ <waterde, h. gewaterd> [watərə(n)] VERB intr

1. wateren (urineren):

wateren

urinieren

wateren

Wasser lassen

2. wateren (waterachtig vocht afscheiden):

wateren

wässern

pro·vi·an·de·ren <proviandeerde, h. geproviandeerd> [provijɑnderə(n)] VERB trans

provianderen

mit Proviant versorgen

com·man·de·ren <commandeerde, h. gecommandeerd> [kɔmɑnderə(n)] VERB trans

commanderen

kommandieren

de commanderende officier

der Befehlshaber

commandeer je hond en blaf zelf

ich lasse mich von dir nicht herumkommandieren

Rwan·dees¹ <Rwan|dezen> [rwɑndes] SUBST m

Rwandees

Ruander m

Rwan·de·se SUBST f

Rwandese weibliche Form von Rwandees¹

Siehe auch: Rwandees , Rwandees

Rwan·dees² [rwɑndes] ADJ

Rwandees

ruandisch

Rwan·dees¹ <Rwan|dezen> [rwɑndes] SUBST m

Rwandees

Ruander m

wan·de·len <wandelde, h. gewandeld> [wɑndələ(n)] VERB intr

wandelen (slenteren)

spazieren

wandelen (een wandeling maken)

spazieren gehen

wandelen (op trektocht)

wandern

wandelen form

wandeln

gaan wandelen

einen Spaziergang machen

gaan wandelen

spazieren gehen