Übersetzungen für „dehor“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

de·cor <decor|s> [dekɔːr] SUBST nt

1. decor (toneeluitrusting):

decor

Dekoration f

decor

Bühnendekoration f

decor

Bühnenbild nt

2. decor (decorstuk):

decor

Dekorationsstück nt

3. decor übtr (achtergrond):

decor

Hintergrund m

decor

Kulisse f

tegen dat decor

vor diesem Hintergrund

4. decor (versiering):

decor

Dekor m nt nt

ge·hoor [ɣəhor] SUBST nt geen Pl

1. gehoor (het horen):

gehoor

Hören nt

bij geen gehoor

bei Abwesenheit

ik krijg geen gehoor (telefoon)

es meldet sich niemand

gehoor krijgen

Gehör finden

op het gehoor iets spelen

etw nach dem Gehör spielen

iets ten gehore brengen

etw zu Gehör bringen form

2. gehoor (het vermogen om te horen):

gehoor

Gehör nt

gehoor

Hörfähigkeit f form

gehoor

Hörvermögen nt form

absoluut gehoor

absolute(s) Gehör nt

een goed gehoor

ein gutes Gehör

in het gehoor liggen

ins Ohr gehen ugs

3. gehoor (gewaarwording, geluid):

gehoor

Geräusch nt

dat is geen gehoor!

das ist nicht zum Anhören!

een vreselijk gehoor

ein furchtbares Geräusch

4. gehoor (zintuig):

gehoor

Ohr nt

gehoor

Gehör nt

gehoor

Gehörsinn m

in het gehoor klinken

in den Ohren klingen

5. gehoor (publiek):

gehoor

Hörerschaft f

gehoor

Zuhörerschaft f

gehoor

Zuhörer Pl

gehoor

Auditorium nt form

een aandachtig gehoor

eine aufmerksame Zuhörerschaft

6. gehoor (aandacht):

gehoor

Gehör nt

aan een oproep gehoor geven

einer Aufforderung Folge leisten

gehoor hebben voor iem/iets

jdm/etw Gehör schenken

een welwillend gehoor

ein williges [o. offenes] Ohr

schor <schorre, schorder, schorst> [sxɔr] ADJ

1. schor (keel, stem):

schor

heiser

schor

rau

een schorre stem

eine heisere [o. raue] Stimme

2. schor (personen):

schor

heiser

schor praten

heiser sprechen

schor zijn

einen rauen Hals haben

hor <hor|ren> [hɔr] SUBST f

1. hor (tegen insecten):

hor

Fliegenfenster nt

2. hor (tegen zonlicht, inkijk):

hor

Fenstervorsatz m