Übersetzungen für herziges im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

her·zien <herzag, h. herzien> [hɛrzin] VERB trans

1. herzien (nauwkeurig bekijken):

herzien

überarbeiten

dit boek is geheel herzien

dieses Buch ist völlig (neu) überarbeitet

een herziene uitgave

eine revidierte Ausgabe

2. herzien (na heroverweging wijzigen):

herzien

revidieren

herzien

ändern

een tekst grondig herzien

einen Text gründlich ändern

een wet herzien/een standpunt herzien

ein Gesetz/einen Standpunkt revidieren

her·eni·gen <herenigde, h. herenigd> [hɛrenəɣə(n)] VERB trans

1. herenigen (weer bijeenbrengen):

herenigen

wiedervereinigen

2. herenigen (verzoenen):

herenigen

vereinen

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

her·rie [hɛri] SUBST f geen Pl

1. herrie (lawaai):

herrie

Krach m

2. herrie (drukte):

herrie

Rummel m ugs

wat is er een herrie op straat

was ist das für ein Rummel auf der Straße ugs

herrie schoppen

Krawall machen ugs

3. herrie (ruzie):

herrie

Krach m

her·zie·ning <herziening|en> [hɛrzinɪŋ] SUBST f

1. herziening (het herzien):

herziening

Überarbeitung f

herziening jur.

Wiederaufnahmeverfahren nt

de herziening van de grondwet

die Verfassungsreform

2. herziening (wijziging):

herziening

Revision f

herziening

Abänderung f

herziening van de lonen

die Neufestlegung der Löhne

le·ges [leɣɛs] SUBST Pl

leges

Gebühren Pl

wij·zi·gen <wijzigde, h. gewijzigd> [wɛizəɣə(n)] VERB trans

wijzigen

ändern

wijzigen (minder vaak)

verändern

wijzigen ((bijna) volledig)

umändern

wijzigen (een (klein) gedeelte)

abändern

aan een ding iets wijzigen

an einer Sache etw (ver)ändern

in gewijzigde omstandigheden

unter veränderten Umständen

de toestand is gewijzigd

die Lage hat sich gewandelt

de loop van de rivier heeft zich gewijzigd

der Flusslauf hat sich geändert

neer·zien <zag neer, h. neergezien> [nerzin] VERB intr (minachten)

neerzien

herabsehen

op iem neerzien

auf jdn herabblicken [o. herabsehen]

over·ˈzien <overzag, h. overzien> [ovərzin] VERB trans

1. overzien (in zijn geheel bezien):

overzien

übersehen

overzien

überblicken

de gevolgen zijn niet te overzien

die Folgen lassen sich nicht absehen

de gevolgen zijn niet te overzien

die Folgen sind unabsehbar

de toestand overzien

die Lage überblicken

de toestand overzien

die Situation erfassen

2. overzien (nazien):

overzien

durchsehen

Per·zisch [pɛrzis] ADJ

Perzisch

persisch

ter·zij·de [tɛrzɛidə] ADV

1. terzijde (naar opzij):

terzijde

beiseite

terzijde

zur Seite

terzijde

auf/an die Seite

dit terzijde

dies nur nebenbei

iets terzijde laten

etw außer Betracht lassen

terzijde leggen (opzij)

beiseitelegen

terzijde leggen (sparen)

auf die Seite legen

iem terzijde nemen

jdn zur Seite nehmen

hij sprong terzijde

er sprang zur Seite

iem terzijde staan

jdm zur Seite stehen

2. terzijde (aan de zijkant):

terzijde

beiseite

terzijde

auf/an der Seite

terzijde

abseits +Gen

ver·ziend [vɛrzint] ADJ

verziend

weitsichtig

weer·zien¹ [werzin] SUBST nt geen Pl

weerzien

Wiedersehen nt

een ontroerend weerzien

ein ergreifendes Wiedersehen

tot weerziens

auf Wiedersehen

her·der <herder|s> [hɛrdər] SUBST m

1. herder:

herder (hoeder)

Hirt m

herder (van schapen)

Schäfer m

als de herder dwaalt, dolen de schapen Sprichw

wie der Hirt, so die Herde

2. herder (hond):

herder

Schäferhund m

dat is een Duitse herder

das ist ein Deutscher Schäferhund

her·nia <hernia|'s> [hɛrnija] SUBST f (uitstulping van een tussenwervelschijf)

hernia

Bandscheibenvorfall m

he·ros <heroën> [herɔs] SUBST m

heros

Heros m

her·tog <hertog|en> [hɛrtɔx] SUBST m

hertog

Herzog m

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] SUBST m

medereiziger

Mitreisende(r) m