Niederländisch » Deutsch

ver·zui·men <verzuimde, h. verzuimd> [vərzœymə(n)] VERB trans

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] VERB trans

5. vormen (opvoeden, ontwikkelen):

6. vormen (het vormsel toedienen):

ˈvoor·ko·men1 [vorkomə(n)] SUBST nt geen Pl

af·rui·men <ruimde af, h. afgeruimd> [ɑfrœymə(n)] VERB trans

in·rui·men <ruimde in, h. ingeruimd> [ɪnrœymə(n)] VERB trans

op·rui·men <ruimde op, h. opgeruimd> [ɔprœymə(n)] VERB trans

2. opruimen (uitverkopen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski