Niederländisch » Deutsch

vis·vangst [vɪsfɑŋst] SUBST f geen Pl

ont·vangst <ontvangst|en> [ɔntfɑŋst] SUBST f

2. ontvangst (het innen van geld):

3. ontvangst (het opvangen van signalen):

5. ontvangst (onthaal):

6. ontvangst (receptie):

bij·voeg·sel <bijvoegsel|s> [bɛivuxsəl] SUBST nt

vlieg·angst [vlixɑŋst] SUBST m geen Pl

wal·vis·vangst [wɑlvɪsfɑŋst] SUBST f geen Pl

bij·val·len <viel bij, i. bijgevallen> [bɛivɑlə(n)] VERB trans

bij·voe·gen <voegde bij, h. bijgevoegd> [bɛivuɣə(n)] VERB trans

faal·angst [falɑŋst] SUBST m geen Pl

bij·vak <bijvak|ken> [bɛivɑk] SUBST nt

bij·val [bɛivɑl] SUBST m geen Pl

1. bijval (applaus):

langst1 [lɑŋst] ADJ


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski