Übersetzungen für „chemica“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

che·mi·cus <che|mici> [xemikʏs] SUBST m

chemicus

Chemiker m

che·misch [xemis] ADJ

chemisch

chemisch

chemische industrie

chemische Industrie f

che·mie [xemi] SUBST f geen Pl

chemie

Chemie f

de chemie tussen hen ontbrak übtr

die Chemie zwischen ihnen stimmte nicht

aca·de·mi·ca <academica|'s> [ɑkademika] SUBST f

academica weibliche Form von academicus

Siehe auch: academicus

aca·de·mi·cus <acade|mici> [ɑkademikʏs] SUBST m

academicus

Akademiker m

che·mo <chemo|'s> [xemo] SUBST f

chemo

Chemo f

for·mi·ca¹ [fɔrmika] SUBST nt geen Pl

formica

Resopal ® nt

cri·ti·ca <critica|'s> [kritika] SUBST f

critica weibliche Form von criticus

Siehe auch: criticus

cri·ti·cus <critici> [kritikʏs] SUBST m

1. criticus (beoordelaar, recensent):

criticus

Kritiker m

criticus

Rezensent m

2. criticus (vitter):

criticus

Krittler m

criticus

Nörgler m

mi·ca <mica|'s> [mika] SUBST nt of m

1. mica (mineraal):

mica

Glimmer m

2. mica (voorwerp):

mica

Gegenstand m aus Glimmer

chic¹ [ʃik] SUBST m geen Pl

1. chic (modieuze verfijning):

chic

Schick m

2. chic:

chic (mensen)

Schickeria f

chic (beroemdheden)

Prominenz f

sche·ma <schema|'s, schema|ta> [sxema] SUBST nt

1. schema (voorstelling):

schema

Schema nt

schema übtr

Übersicht f

2. schema (geheel van hoofdpunten):

schema

Schema nt

schema

Skizze f

de commissie gaat te werk volgens een schema

der Ausschuss arbeitet nach einem Schema

3. schema (tijdsplanning):

schema

Plan m

schema

Zeitplan m

we liggen weer op schema

es läuft alles wieder nach Plan

de treinen rijden weer volgens [o. op ] schema

die Züge fahren wieder fahrplanmäßig