Niederländisch » Deutsch
Meintest du vielleicht: voortspruiten , getreiter , uitbuiten , recruiten , opspuiten , opsluiten , omsluiten , afstuiten , spruiten , treiteren , spoortrein , faciliteiten , bepleiten und fortiori

voort·sprui·ten <sproot voort, i. voortgesproten> [vortsprœytə(n)] VERB intr

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] SUBST nt geen Pl

for·ti·o·ri [fɔrtijori]

be·plei·ten <bepleitte, h. bepleit> [bəplɛitə(n)] VERB trans

fa·ci·li·tei·ten [fɑsilitɛɪtə(n)] SUBST

faciliteiten Pl belg:

faciliteiten
sprachliche Sonderregelungen Pl

spoor·trein <spoortrein|en> [sportrɛin] SUBST m

1. spoortrein (trein):

spoortrein
Eisenbahnzug m
spoortrein
Zug m

2. spoortrein (speelgoed):

spoortrein
Eisenbahn f

trei·te·ren <treiterde, h. getreiterd> [trɛitərə(n)] VERB trans

sprui·ten <sproot, i. gesproten> [sprœytə(n)] VERB intr

af·stui·ten <stuitte af, i. afgestuit> [ɑfstœytə(n)] VERB intr

1. afstuiten (bal of pijl):

afstuiten
abprallen
afstuiten op iets/iem
an etw/jdm abprallen

2. afstuiten (personen):

afstuiten
zurückprallen

3. afstuiten (licht en geluid):

afstuiten
reflektiert werden

4. afstuiten übtr (pogingen):

afstuiten
abprallen
afstuiten
scheitern
afstuiten op iets
scheitern an +Dat

om·slui·ten <omsloot, h. omsloten> [ɔmslœytə(n)] VERB trans

2. omsluiten (bevatten):

omsluiten
umschließen

3. omsluiten (omklemmen):

omsluiten
umschließen
omsluiten
umfassen

op·slui·ten1 <sloot op, h. opgesloten> [ɔpslœytə(n)] VERB trans

1. opsluiten (achter slot en grendel zetten):

opsluiten
einschließen
opsluiten
einsperren
opsluiten
festsetzen

2. opsluiten (vervat zijn):

opsluiten
enthalten
opgesloten liggen in iets
in etw enthalten sein

op·spui·ten1 <spoot op, i. opgespoten> [ɔpspœytə(n)] VERB intr (spuitend naar boven komen)

re·crui·ten <recruitte, h. gerecruit> [rikruːtə(n)] VERB trans

uit·bui·ten <buitte uit, h. uitgebuit> [œydbœytə(n)] VERB trans

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Wörterbücher durchsuchen
Beliebteste